Uitspraak 201207901/1/R1


Volledige tekst

201207901/1/R1.
Datum uitspraak: 21 augustus 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Venlo,
appellant,

en

de raad van de gemeente Venlo,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Motorcross Zaarderheiken" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken, mr. M.H.L. Bovee en mr. M.C. Siecker, allen werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Voorts is ter zitting de vereniging Motorcrossvereniging Venlo-Blerick, vertegenwoordigd door R.P.P.M. van Teijlingen, als partij gehoord.

Overwegingen

Het toetsingskader

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het plan

2. Het bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling voor de aanleg van een motorcrossterrein op het perceel tussen de loop van de Everlose Beek en de A73 in de zuidwestelijke oksel van het knooppunt Zaarderheiken, grenzend aan de Newtonweg te Venlo. Tevens zijn twee kleinere percelen ten zuiden van het voornoemde perceel in het plan opgenomen ten behoeve van landschappelijke compensatie.

Ontvankelijkheid

3. De raad stelt dat [appellant] geen belanghebbende is. Daartoe voert de raad aan dat de woning van [appellant] en het bosperceel dat hij in eigendom heeft op een te grote afstand van het plangebied zijn gelegen en dat [appellant] geen zicht heeft op het plangebied. De aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen zijn niet zodanig groot dat [appellant] ondanks de afstand een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang heeft, aldus de raad.

3.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dit luidde ten tijde van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

3.2. [appellant] heeft een bosperceel gelegen op 400 m afstand van het bestreden plandeel in eigendom. Gezien de aard van de activiteiten op een motorcrossterrein kan bij voorbaat niet worden uitgesloten dat het plan voor [appellant] leidt tot nadelige gevolgen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 30 januari 2008 in zaak nr. 200702008/1). Hieruit volgt dat [appellant] een rechtstreeks betrokken belang heeft bij het plan en kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestreden besluit in de zin van artikel 1:2 van de Awb. In zoverre is er geen reden het door [appellant] ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

Procedureel

4. [appellant] betoogt dat de besluitvorming gebrekkig is verlopen. Er is geen inspraak verleend, voorafgaand aan en na de besluitvorming over het ontwerpbestemmingsplan is te weinig informatie verstrekt, de procedure is te snel verlopen, het audioverslag van de raadsvergadering is pas na de vaststelling van het bestemmingsplan beschikbaar gesteld en met andere opmerkingen dan de zienswijzen is niets gedaan, aldus [appellant].

4.1. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, van de Wro is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Awb van toepassing met dien verstande dat in dat artikellid enkele aanvullende voorschriften worden gegeven. Daarnaast bevat het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) aanvullende voorschriften.

4.2. De Afdeling overweegt dat het bieden van inspraak geen deel uitmaakt van de in de Wro en het Bro geregelde bestemmingsplanprocedure. Het schenden van een inspraakverplichting heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan. Uit de stukken blijkt dat de raad toepassing heeft gegeven aan de in de Wro, de Awb en het Bro neergelegde procedure. In hetgeen [appellant] aanvoert ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat dit niet op de juiste wijze is geschied.

Met betrekking tot het betoog dat het audioverslag van de raadsvergadering pas na de vaststelling van het bestemmingsplan beschikbaar is gesteld, overweegt de Afdeling dat dit een omstandigheid is van na het nemen van het bestreden besluit die reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten.

Inhoudelijk

5. [appellant] betoogt dat ten onrechte niet is beoordeeld of voor het plan een milieueffectrapport (hierna: MER) had moeten worden opgesteld. In dit verband wijst hij erop dat het nabij het motorcrossterrein gelegen gebied Koelbroek een waardevol natuurgebied is.

5.1. De raad stelt dat de aanwezige natuurwaarden zijn meegewogen in de analyse of een MER moet worden opgesteld.

5.2. Ingevolge artikel 5, lid 5.1, onder a, van de planregels zijn de voor "Sport - Motorcrossterrein" aangewezen gronden bestemd voor een motorcrossterrein, met dien verstande dat het motorcrossterrein minder dan acht uur per week en gedurende maximaal drie weekenden of motorcrossevenementen per kalenderjaar opengesteld mag zijn.

5.3. In paragraaf 3.2 van de Quick scan flora en fauna staat dat tijdens de openstellingstijden van het circuit er een toename van geluidverstoringen zal zijn in een nabijgelegen gebied dat tot Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) behoort. Er wordt echter niet verwacht dat binnen dit deel van de EHS soorten aanwezig zijn die erg gevoelig zijn voor geluidverstoring aangezien de A67, de A73, de Newtonweg en een spoorweg het desbetreffende gebied reeds doorkruisen. Door de beperkte gebruiksintensiteit en de reeds aanwezige infrastructuur en industrie in de omgeving van het plangebied zijn er geen negatieve effecten op de waarden en kenmerken van de EHS, aldus de Quick scan.

5.4. Ingevolge artikel 7.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer worden bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten aangewezen:

(…)

b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij vanwege de bijzondere omstandigheden waaronder zij worden ondernomen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

Ingevolge het tweede lid, voor zover van belang, worden bij de maatregel categorieën van plannen aangewezen bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Een plan wordt slechts aangewezen indien het plan het kader vormt voor een besluit als bedoeld in het derde of vierde lid.

Ingevolge artikel 2, derde lid, van het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) worden als categorieën van plannen als bedoeld in artikel 7.2, tweede lid, van de wet aangewezen de categorieën die in kolom 3 van onderdeel C onderscheidenlijk onderdeel D van de bijlage zijn omschreven, voor zover die plannen een kader vormen voor een besluit dat behoort tot een categorie die is aangewezen op grond van het vierde lid (kolom 4), en voor zover die plannen niet zijn aangewezen als categorieën van besluiten als bedoeld in dat lid.

Ingevolge het vijfde lid geldt voor zover in de bijlage, onderdeel D, bij een categorie van activiteiten categorieën van gevallen zijn aangegeven, de verplichting tot het toepassen van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de Wet milieubeheer:

a. in zodanige gevallen en

b. in overige gevallen waarin op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Ingevolge onderdeel D, categorie 43, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn als activiteiten aangewezen de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen in "gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1. een openstelling van acht uren of meer per week of 2. een oppervlakte van 5 hectare of meer".

Bij categorie 43 is in kolom 3 als plan onder meer aangewezen het plan bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wro.

5.5. Het deel van het plangebied waar een motorcrossterrein is voorzien, heeft een oppervlakte van ongeveer 3 ha. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van onderdeel D, onder 43, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. blijkt dat geen rekening wordt gehouden met ruimere openingstijden gedurende ten hoogste drie weekeinden per kalenderjaar, met het oog op het houden van wedstrijden of het voorbereiden van zodanige wedstrijden. Derhalve is de Afdeling van oordeel dat de drempelwaarden uit onderdeel D, categorie 43, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. niet worden overschreden.

Nu bedoelde drempels indicatieve waarden zijn moet de raad zich er van vergewissen of de aanleg van het motorcrossterrein ook beneden de drempel geen aanzienlijke milieugevolgen kan hebben en dit motiveren. De raad verwijst hiervoor naar de Quick scan flora en fauna. Uit de Quick scan flora en fauna volgt dat door de beperkte gebruiksintensiteit en de reeds aanwezige infrastructuur en industrie in de omgeving van het plangebied niet te verwachten valt dat het gebruik leidt tot significante negatieve effecten op de waarden en kenmerken van de EHS.

[appellant] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die twijfel oproepen over het standpunt van de raad dat het op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling is uitgesloten dat de met het plan mogelijke gemaakte nieuwe ontwikkeling belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat nadelige gevolgen voor het milieu zijn uitgesloten. Derhalve heeft de raad terecht geen aanleiding gezien voor het opstellen van een plan-MER.

Het betoog faalt.

6. [appellant] betoogt dat geen noodzaak bestaat voor een motorcrossterrein op de gekozen locatie en dat er voldoende alternatieven in de omgeving aanwezig zijn. Hij betoogt dat slechts enkele alternatieven zijn bezien en dat niet alle motorcrossterreinen in de regio zijn geïnventariseerd. Voor zover wel onderzoek is gedaan, heeft dit tussen 2003 en 2005 plaatsgevonden en is de uitkomst niet meer actueel, aldus [appellant].

6.1. De raad stelt dat met de realisatie van een motorcrosstrainingslocatie wordt voorzien in de behoefte van de leden van motorcrossvereniging Venlo-Blerick. Bovendien wordt het risico op wildcrossen kleiner door de aanwezigheid van een oefenlocatie. De gekozen locatie is het meest geschikt gezien de ligging nabij een bedrijventerrein. Van de mogelijke alternatieve locatie in Horst kunnen alleen inwoners van de gemeente Horst aan de Maas gebruik maken. In Venray bestaat geen specifiek motorcrosscircuit maar wordt circuit De Peel ook gebruikt voor andere gemotoriseerde sporten. In Well kan in verband met de zeer slechte bodemgesteldheid slechts sporadisch worden getraind, aldus de raad.

6.2. De Afdeling stelt vast dat de hiervoor genoemde alternatieven in de plantoelichting in een breder perspectief zijn geplaatst. In hetgeen [appellant] aanvoert ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek van de raad naar alternatieven onzorgvuldig is en dat hij zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er behoefte is aan een motorcrosstrainingslocatie.

Het betoog faalt.

7. [appellant] betoogt dat het motorcrossterrein zal leiden tot geluidoverlast. Daarbij wijst hij erop dat dat in de plantoelichting wordt uitgegaan van een verdiepte aanleg van 3,5 m onder het maaiveld, terwijl in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van een verdiepte aanleg van 2 m.

7.1. De raad stelt dat uit het akoestisch rapport "Motorcrossclub Venlo-Blerick" van 11 februari 2011 van adviesburo Van der Boom blijkt dat bij de voor de geluidbelasting meest bepalende, op ongeveer 770 m van het motorcrossterrein gelegen, woning op het perceel [locatie] een aanvaardbaar geluidniveau niet wordt overschreden en dat dit ook het geval is in de op een afstand van ongeveer 970 m gelegen kern Boekend. Daarbij gaat de raad wat betreft de motorcrosstrainingen uit van geluidnormen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) van 50 dB(A) in de dagperiode en 45 dB(A) in de avondperiode en van geluidnormen voor piekgeluiden van 70 dB(A) in de dagperiode en 65 dB(A) in de avondperiode. Wat betreft de wedstrijden gaat de raad uit van een waarde van ongeveer 53 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT), waarvoor in het kader van een omgevingsvergunning afwijkende grenswaarden kunnen worden vastgesteld.

7.2. In de plantoelichting staat dat landschappelijke inpassing van het motorcrossterrein plaatsvindt doordat het na ontgraving enkele meters dieper komt te liggen dan de hoogte van het huidige maaiveld. Verder wordt een talud gecreëerd en wordt voorzien in afschermende struiken en bomen.

In paragraaf 2.2 van voornoemd akoestisch rapport staat dat het circuit ongeveer 2 m verdiept wordt aangelegd en dat het onderzoek hier rekening mee heeft gehouden.

Het motorcrossterrein zal in de zomer op woensdag tussen 16.00 en 20.00 uur geopend zijn en op zaterdag tussen 13.00 en 17.00 uur. In de wintermaanden zal het terrein op zaterdag en zondag tussen 13.00 en 17.00 uur geopend zijn. Daarnaast zal het terrein drie keer per jaar opengesteld worden voor wedstrijden.

In de paragrafen 4.1 en 4.2 van het akoestisch rapport staat dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ten gevolge van de trainingen op het motorcrossterrein die overdag plaatsvinden, bij de meest nabijgelegen woningen niet hoger dan 50 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) inclusief de correctie vanwege tonaal geluid ligt. In de avond ligt de geluidbelasting op hooguit 44 dB(A). De piekniveaus zullen overdag niet boven 70 dB(A) en in de avond niet boven 65 dB(A) liggen. Tijdens de wedstrijden ligt het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau bij de woningen maximaal 53 dB(A) bedragen en zullen de piekniveaus de waarde van 65 dB(A) niet overschrijden.

7.3. De Afdeling overweegt dat uitgaande van het akoestisch rapport ook bij een minder verdiepte aanleg van het motorcrossterrein dan 3,5 m kan worden voldaan aan de door de raad in aanmerking genomen geluidwaarden voor de dag- en avondperiode. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat uit het akoestisch onderzoek, waarin is uitgegaan van een verdiepte aanleg van 2 m, blijkt dat tijdens de trainingen wordt voldaan aan bedoelde geluidwaarden en dat de overschrijding tijdens de drie weekenden met wedstrijden beperkt zal zijn. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] naar voren heeft gebracht geen aanleiding voor het oordeel dat het akoestisch rapport niet op deugdelijk onderzoek is gebaseerd. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gevolgen van de geluidbelasting voor de omgeving aanvaardbaar zijn. In hetgeen [appellant] aanvoert ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet uitvoerbaar is.

Het betoog faalt.

8. [appellant] betoogt dat in het ontwerpbestemmingsplan en het vastgestelde plan te weinig aandacht is besteed aan de dorpskern Boekend en het natuurgebied Koelbroek.

8.1. De raad stelt dat aan de dorpskern Boekend en het natuurgebied Koelbroek, hoewel deze niet expliciet worden genoemd in het ontwerpbestemmingsplan, bij de voorbereiding van de planprocedure wel aandacht is besteed. Uit de onderzoeksrapporten blijkt volgens de raad dat de motorcrosslocatie niet leidt tot een wezenlijke aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving. Wat betreft het natuurgebied Koelbroek stelt de raad dat de ontwikkeling van de motorcrosslocatie in intensief overleg tussen gemeente, provincie, ontgronder, waterschap en Staatsbosbeheer tot stand is gekomen en geen van de genoemde partijen de motorcrosslocatie als een belemmering voor natuurontwikkeling ziet. Door de ontwikkeling van een meanderende beek wordt juist voorzien in meer natuurwaarden dan met het huidige beekverloop wordt bereikt.

8.2. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat bij de totstandkoming van het plan de dorpskern Boekend en het natuurgebied Koelbroek niet zijn betrokken en de belangen van de inwoners van de wijk Boekend niet zijn meegenomen in de bestemmingsplanprocedure.

Het betoog faalt.

9. [appellant] betoogt dat het dorpsontwikkelplan Boekend 2008-2018 (hierna: DOP) onvoldoende legitimatie biedt voor een motorcrossterrein. In de gemeente Venlo dient een dorpsraad te zijn ingesteld voor het behartigen van de belangen van de bewoners.

9.1. De raad stelt dat in het DOP - opgesteld door de dorpsraad van Boekend, Boekender Belang - nieuwe ideeën en veranderingen voor het Boekend zijn uitgewerkt. Hoofdstuk 6 vermeldt: "Sportieve recreatie in natuurgebieden moet beperkt toegelaten worden. Behoud van de natuur staat voorop. Ook geldt dat er duidelijk aangegeven moet worden waar motorcross, mountainbiking en wielercross toegelaten mag worden". De raad concludeert hieruit dat het DOP de ontwikkeling van een motorcrosslocatie niet uitsluit.

9.2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan is de raad niet gebonden aan het DOP. Wel dient de raad alle belangen af te wegen, hetgeen betekent dat de inhoud van dit stuk in de belangenafweging dient te worden betrokken. Zoals de raad terecht stelt, valt niet in te zien dat het DOP een motorcrosslocatie uitsluit.

Het betoog faalt.

10. [appellant] betoogt dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet verzekerd is aangezien de raad het risico op planschade niet heeft meegenomen.

10.1. De raad stelt dat het risico op planschade zeer gering is en eventuele kosten van planschade voor rekening van de gemeente komen.

10.2. De Afdeling overweegt dat de raad, gelet op artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Bro, inzicht dient te bieden in de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Daarbij kunnen eventueel te betalen tegemoetkomingen in planschade een rol spelen. In de plantoelichting heeft de raad gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling voor de gemeente kostenneutraal zal verlopen. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet aannemelijk is dat zodanige planschade zal ontstaan dat de gemeente de planschade die kan ontstaan als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan financieel niet kan dragen en dat de financiële uitvoerbaarheid aldus niet is verzekerd.

Het betoog faalt.

11. [appellant] heeft zich voor het overige beperkt tot het herhalen van zijn zienswijze. In de bij het bestreden besluit vastgestelde nota van beantwoording is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in zijn beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Conclusie

12. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

Proceskosten

13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Melse
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013

191-770.