Uitspraak 201204768/1/A3


Volledige tekst

201204768/1/A3.
Datum uitspraak: 29 mei 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de minister van Defensie en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
appellanten,

tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Almelo van 14 maart 2012 en de uitspraak van 28 maart 2012 in zaak nr. 11/605 in het geding tussen:

de vereniging Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente en anderen (hierna: de vereniging Omwonenden en anderen)

en

de minister en de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij vier afzonderlijke besluiten van 15 november 2010 hebben de minister en de staatssecretaris aan de leden van de Twentsche Zweefvlieg Club, de Twentsche Radio Modelvliegtuig Club en de Vliegclub Twente, die optreden als gezagvoerders van een luchtvaartuig, en aan de gezagvoerders van luchtvaartuigen van de Nederlandse Academie voor Verkeersvliegers een ontheffing als bedoeld in artikel 34 van de Luchtvaartwet verleend voor het civiele medegebruik van het militaire luchtvaartterrein Twenthe. Deze besluiten zijn op 22 november 2010 aan de gemachtigden van de aanvragers toegezonden en gepubliceerd in de Staatscourant van 1 december 2010.

Bij besluit van 4 mei 2011 hebben de minister en de staatssecretaris het door de vereniging Omwonenden en anderen daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij tussenuitspraak van 14 maart 2012 heeft de rechtbank de minister en de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak het daarin genoemde gebrek in het besluit van 4 mei 2011 te herstellen en daarvan schriftelijk mededeling te doen aan de rechtbank, zulks met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen.

Bij brief van 21 maart 2012 hebben de minister en de staatssecretaris te kennen gegeven het volgens de rechtbank aanwezige gebrek niet te herstellen.

Bij uitspraak van 28 maart 2012 heeft de rechtbank het door de vereniging Omwonenden en anderen tegen het besluit van 4 mei 2011 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister en de staatssecretaris een nieuw besluit op het bezwaar van de vereniging Omwonenden en anderen nemen met inachtneming van hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak.

Tegen deze uitspraken hebben de minister en de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.

De vereniging Omwonenden en anderen hebben een verweerschrift ingediend.

De minister en de staatssecretaris en de vereniging Omwonenden en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 februari 2013, waar de minister en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A.J. van Heusden, werkzaam bij het Ministerie van Defensie, en mr. B.A.M. Simonis, werkzaam bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, bijgestaan door mr. M. Rus-van der Velde, advocaat te Den Haag, en de vereniging Omwonenden en anderen, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de vereniging Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot één of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

Ingevolge artikel 3:42, eerste lid, geschiedt de bekendmaking van besluiten van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan die niet tot één of meer belanghebbenden zijn gericht, door kennisgeving van het besluit of de zakelijke inhoud ervan in de Staatscourant, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Ingevolge artikel 6:7 in verbinding met artikel 6:8, eerste lid, bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en vangt deze aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

2. De minister en de staatssecretaris hebben het door de vereniging Omwonenden en anderen tegen de besluiten van 15 november 2010 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift van 10 januari 2011 te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Zij hebben het standpunt ingenomen dat de besluiten door toezending daarvan aan de gemachtigden van de aanvragers op 22 november 2010 op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt. Gelet op artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is de bezwaartermijn huns inziens op 23 november 2010 gaan lopen en geëindigd op 3 januari 2011. De datum van publicatie in de Staatscourant is niet bepalend voor de aanvang van de bezwaartermijn, aldus de minister en de staatssecretaris.

3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de besluiten van 15 november 2010 bekend dienden te worden gemaakt overeenkomstig artikel 3:42, eerste lid, van de Awb en dat de minister en de staatssecretaris er daarom ten onrechte van uit zijn gegaan dat de bezwaartermijn reeds op 23 november 2010 is aangevangen. Zij hebben het door de vereniging Omwonenden en anderen gemaakte bezwaar tegen deze besluiten daarom ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de minister en de staatssecretaris opgedragen alsnog een inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar van de vereniging Omwonenden en anderen.

4. De minister en de staatssecretaris betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de bekendmaking van de ontheffingsbesluiten overeenkomstig artikel 3:41 van de Awb diende te geschieden, nu de ontheffingen niet zijn verleend aan onbepaalde groepen van belanghebbenden. De ontheffingen kunnen niet worden aangemerkt als besluiten van algemene strekking, omdat ze zich alleen richten tot de gezagvoerders van de betrokken luchtvaartuigen, aldus de minister en de staatssecretaris.

5. Dit betoog slaagt. De besluiten van 15 november 2010 zijn gericht tot de aanvragers van de besluiten. De minister en de staatssecretaris betogen met juistheid dat deze aanvragers, zijnde leden van de in de besluiten genoemde organisaties, afgebakende groepen vormen. Dat de leden van een vereniging en daarmee de gezagvoerders tot wie de besluiten zijn gericht niet bij naam zijn genoemd en dat gedurende de looptijd van de ontheffing wisselingen in het ledenbestand kunnen optreden, maakt niet dat sprake is van onbepaalde groepen. De besluiten dienden op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb bekend te worden gemaakt door toezending aan de aanvragers. De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend.

De besluiten van 15 november 2010 zijn op 22 november 2010 aan de Nederlandse Academie voor Verkeersvliegers en de drie vliegclubs, zijnde de gemachtigden van de aanvragers, toegezonden. De termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift tegen de besluiten van 15 november 2010 is derhalve begonnen op 23 november 2010 en geëindigd op 3 januari 2011. Het bezwaarschrift van de vereniging Omwonenden en anderen van 10 januari 2011 is derhalve te laat ingediend.

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat de vereniging Omwonenden en anderen niet in verzuim zijn geweest. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de rechtsmiddelenclausule in de Staatscourant op zichzelf juist is. In die publicatie is vermeld dat binnen zes weken na de bekendmaking bezwaar kon worden gemaakt. Het had dan ook op de weg van de vereniging Omwonenden en anderen gelegen om, wanneer zij zekerheid hadden willen hebben, te informeren naar de datum van bekendmaking. Dit geldt meer nu, zoals ter zitting namens de vereniging Omwonenden en anderen is verklaard, zij vaker tegen dergelijke ontheffingen gericht tot anderen bezwaar hebben gemaakt. Voorts is van belang dat de vereniging Omwonenden en anderen meer dan vijf weken hebben gewacht met het maken van bezwaar na publicatie in de Staatscourant. Onder de gegeven omstandigheden kan niet worden gezegd dat door hen zo spoedig mogelijk bezwaar is gemaakt.

De minister en de staatssecretaris hebben het door de vereniging Omwonenden en anderen gemaakte bezwaar tegen de besluiten van 15 november 2010 terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.

6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraken dienen te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 4 mei 2011 van de minister en de staatssecretaris alsnog ongegrond verklaren.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraken van de rechtbank Almelo van 14 maart 2012 en 28 maart 2012 in zaak nr. 11/605;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en dr. M.W.C. Feteris en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Nell, ambtenaar van staat.

w.g. Vlasblom w.g. Nell
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2013

597.