Uitspraak 201509262/2/R4


Volledige tekst

Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.

201509262/2/R4.
Datum uitspraak: 8 maart 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

het Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (hierna: Erasmus MC), gevestigd te Rotterdam,
verzoeker,

en

de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 november 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Collectiegebouw Museum Boijmans Van Beuningen" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer het Erasmus MC beroep ingesteld.
Erasmus MC heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Het Erasmus MC heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 februari 2016, waar het Erasmus MC, vertegenwoordigd door mr. W.J. Haeser, advocaat te Rotterdam, en prof. F.C. Verhulst, afdelingshoofd afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te ’s-Gravenhage, en mr. P. Verspui, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord de stichting Stichting tot beheer Museum Boijmans Van Beuningen, vertegenwoordigd door drs. K.M.T. Ex, directeur, en dr. A.K. Kisters, hoofd collectie en onderzoek.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het plan maakt een collectiegebouw mogelijk in het Museumpark in Rotterdam ten behoeve van de collectie van Museum Boijmans van Beuningen. Een groot deel van deze kunstcollectie wordt bewaard in depots die niet meer aan de eisen daarvoor voldoen. Om de veiligheid van en de zorg voor de kunstcollectie op peil te brengen en te houden, is de realisatie van dit nieuwe type gebouw voorzien. Het gebouw zal waar mogelijk worden opengesteld voor het publiek. Het verzoek van het Erasmus MC richt zich tegen het voorziene gebouw.

3. Voor de bouw van het collectiegebouw is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend. Hoewel het gemeentebestuur ter zitting heeft toegezegd in beginsel te zullen wachten met het nemen van een eventueel besluit op bezwaar in die procedure tot de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure, acht de voorzieningenrechter niet uitgesloten dat reeds eerder een besluit op bezwaar zal moeten worden genomen. Nu dat besluit dient te worden getoetst aan het op dat moment geldende bestemmingsplan, is met het verzoek reeds daarom een spoedeisend belang gemoeid.

4. Het Erasmus MC stelt in zijn verzoek dat de voorziene locatie voor het collectiegebouw onverenigbaar is met het goed functioneren van de naastgelegen kinderpsychiatrische kliniek en dat in verband hiermee onduidelijk is of de raad bij het vastleggen van de voorziene locatie in het plan zijn belangen in de afweging heeft betrokken. Zo blijkt nergens uit de plantoelichting van de nabijheid van het Erasmus MC en welke gevolgen het plan daarvoor zou kunnen hebben. Het plan moet daarom in afwachting van de behandeling in de bodemprocedure worden geschorst, aldus het Erasmus MC.

5. De raad heeft niet betwist dat in de plantoelichting geen melding wordt gemaakt van de gevolgen van het plan voor de kliniek, maar heeft wel betwist dat dit betekent dat de raad bij het nemen van het bestreden besluit zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de betrokken belangen. Daartoe heeft de raad onder meer erop gewezen dat juist ten behoeve van de belangen van het Erasmus MC voorwaardelijke verplichtingen in het plan zijn opgenomen.

6. Het plan voorziet in een rond bouwvlak op een afstand van ongeveer 40 tot 50 meter ten noordoosten van de afdeling kinderpsychiatrie van het Erasmus MC. De maximale bouwhoogte is op grond van het plan 43 meter. Ter zitting is komen vast te staan dat de verblijfsruimtes van de kinderpsychiatrische kliniek op de begane grond zijn gevestigd. Het zicht op het Museumpark, dat grenst aan de buitenruimte van de kliniek, is door een schutting afgeschermd.

7. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet alleen in de beschrijving van de planregels in hoofdstuk 5 van de plantoelichting, maar in ieder geval ook in het voorstel voor het raadsbesluit, in de nota zienswijzen, in het advies van de Gebiedscommissie en in de stedenbouwkundige randvoorwaarden op verschillende aspecten van de gevolgen van het plan voor de kinderpsychiatrische kliniek wordt ingegaan. Deze documenten behoren bij en maken integraal deel uit van het raadsbesluit. Voorts staat vast dat om tegemoet te komen aan de zienswijze van het Erasmus MC, die deels betrekking heeft op de voorgenomen spiegelende gevelbeplating, verscheidene voorwaardelijke verplichtingen in artikel 8 van de planregels zijn opgenomen. Deze strekken onder meer tot het zoveel mogelijk voorkomen van reflectie en het beperken van zicht op het gebouw door het plaatsen van beplanting. Tevens is bij de vaststelling van het plan het bouwvlak nog enigszins naar het noorden geschoven. Gelet hierop kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden volgehouden dat de belangen van het Erasmus MC niet bij de vaststelling van het plan zijn betrokken. Gezien de afstand tussen de kinderpsychiatrische kliniek en het voorziene bouwvlak, en mede gelet op de voorgeschreven maatregelen die moeten voorkomen dat de patiënten te veel worden geprikkeld door het zicht op het gebouw en door de reflectie van het zonlicht en de omgeving in de gevel van het gebouw, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de raad in redelijkheid bij zijn belangenafweging aan het belang van het Erasmus MC bij een ongewijzigde omgeving nabij de kinderspychiatrische kliniek geen doorslaggevend gewicht heeft hoeven toekennen.

8. Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om, zoals ter zitting aan de orde is geweest, een maatregel te treffen ten aanzien van artikel 8, lid 8.3.2 van de planregels. Ten overvloede wijst de voorzieningenrechter erop dat als de raad van inzicht is veranderd over bepaalde planonderdelen, het de raad vrij staat ten aanzien daarvan een nieuw besluit te nemen. Dit in het bijzonder met het oog op de procedure omtrent een omgevingsvergunning. Overigens hecht de voorzieningenrechter eraan op te merken dat hij ervan uitgaat dat ook in het verloop van de procedure omtrent de omgevingsvergunning de bereidheid bij partijen blijft bestaan om in overleg te blijven over de precieze bouwtechnische uitvoering van het plan.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, griffier.

w.g. Koeman w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2016

545.