Uitspraak 201011273/1/A4


Volledige tekst

201011273/1/A4.
Datum uitspraak: 2 mei 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Lelystad, en anderen,

en

de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de minister), thans: de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (hierna: de staatssecretaris),
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 4 oktober 2010 heeft de minister aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intervet International B.V. een vergunning als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer verleend voor het toedienen van een genetisch gemodificeerde bacterie aan veulens op een locatie in de gemeente Sint Anthonis voor de ontwikkeling van een vaccin tegen Rhodococcus equi pneumonie in veulens. Dit besluit is op 15 oktober 2010 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 november 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 10 december 2010.

Bij brief van 10 december 2010 heeft de staatssecretaris voor bepaalde stukken verzocht om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Op 20 december 2010 heeft een enkelvoudige kamer van de Afdeling beslist dat beperking van de kennisneming van de betrokken stukken gerechtvaardigd is. [appellant] en anderen en Intervet hebben toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb verleend om mede op basis van de geheime stukken uitspraak te doen.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2011, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant], bijgestaan door R.A. Verlinden, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.P.J. Geurts, bijgestaan door drs. J.T.W.C. van Engelen, drs. M.L. Bresser en dr. D.A. Bleijs, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Intervet, vertegenwoordigd door mr. J.A.M.A. Sluysmans, advocaat te Den Haag, bijgestaan door dr. P.H.M. Joosten, dr. P. Vermeij en drs. E.R.O.M. Hanenberg, verschenen.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend.

[appellant] en anderen, de staatssecretaris en Intervet hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak verder ter zitting behandeld op 10 april 2012, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant], en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.P.J. Geurts, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Intervet, vertegenwoordigd door mr. J.A.M.A. Sluysmans, advocaat te Den Haag, verschenen.

2. Overwegingen

Beroepstermijn

2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.

Ingevolge artikel 6:8, vierde lid, vangt de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat, zoals in dit geval, is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onder a, ter inzage is gelegd.

Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

2.1.1. De in de artikelen 6:7 en 6:11 van de Awb neergelegde regeling van de beroepstermijn brengt met zich dat de identiteit van degene voor wie beroep wordt ingesteld voor de afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn. Indien beroep wordt ingesteld namens een persoon wiens identiteit tijdens de beroepstermijn niet kenbaar is, kan dit verzuim niet met toepassing van artikel 6:6 van de Awb worden hersteld.

2.1.2. Het bestreden besluit is op 15 oktober 2010 ter inzage gelegd, zodat de termijn voor het instellen van beroep liep tot en met 26 november 2010. In het op 23 november 2010 bij de Afdeling ingekomen beroepschrift is vermeld dat beroep wordt ingesteld door [appellant], ook namens De Gentechvrije Burgers, waarvan volgens het beroepschrift onder andere ook [partij] en de stichting Stichting ter Voorkoming Misbruik Genetische Manipulatie (hierna: VoMiGEN) deel uitmaken. Op grond van dit beroepschrift is niet duidelijk voor wie, naast [appellant], [partij] en VoMiGEN, beoogd is beroep in te stellen. De mededeling in het beroepschrift dat mede beroep wordt ingesteld namens De Gentechvrije Burgers is te onbepaald, nu niet duidelijk is welke personen of rechtspersonen hiermee precies worden bedoeld. Bij brieven van 10 december 2010, 4 januari 2011, 1 februari 2011 en ter zitting zijn een namenlijst en machtigingen overgelegd, waaronder machtigingen van de Stichting Ekopark en de Stichting Natuurwetmoeders. Pas toen, na afloop van de beroepstermijn, is duidelijk geworden voor wie, naast [appellant], [partij] en VoMiGEN, beoogd is beroep in te stellen. Gelet op hetgeen onder 2.1.1 is overwogen, is dit te laat. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.

Belanghebbendheid [appellant] en [partij]

2.2. Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen bij de Afdeling.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

2.2.1. Vaststaat dat [appellant] en [partij] beiden op grote afstand wonen van de gemeente Sint Anthonis. Niet aannemelijk is dat [appellant] en [partij] van de proef milieugevolgen kunnen ondervinden. Dat, zoals de staatssecretaris ter zitting heeft bevestigd, de genetisch gemodificeerde bacterie door het uitrijden van de mest van de veulens op het land in de bodem en in het oppervlaktewater terecht kan komen en zich op die wijze mogelijk op grotere afstand van Sint Anthonis kan verspreiden, is onvoldoende voor het oordeel dat de belangen van [appellant] en [partij] rechtstreeks bij het bestreden besluit zijn betrokken. Ook de omstandigheid dat de in de proef gebruikte veulens op de markt kunnen worden gebracht, is daarvoor onvoldoende. Voor zover [appellant] en [partij] menen een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te hebben, omdat zij bezorgd zijn over het in de handel brengen van de genetisch gemodificeerde bacterie, overweegt de Afdeling dat het bestreden besluit niet ziet op het in de handel brengen van deze bacterie.

2.2.2. Gelet op het voorgaande zijn [appellant] en [partij] geen belanghebbenden. Het beroep, voor zover ingesteld door [appellant] en [partij], is niet-ontvankelijk.

Belanghebbendheid VoMiGEN

2.3. Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.3.1. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 1 oktober 2008 in zaak nr. 200801150/1) kan het in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb.

2.3.2. Volgens artikel 2, eerste lid, van haar statuten heeft VoMiGEN ten doel het directe belang inzake genetische manipulatie van de burger, de levensgenieter en de consument te behartigen, en er zo goed mogelijk op toe te zien dat de wetenschappelijke kennis van genoemde manipulatie, vooral op de midden en lange termijneffecten, ten goede wordt gebruikt.

Volgens het tweede lid tracht VoMiGEN haar doel onder meer te verwezenlijken door:

- het vergaren en gebruik maken van bestaande kennis en literatuur; - het geven van opdracht tot het doen van onderzoek, het vormen en het benoemen en consulteren van raden van advies;

- het informeren van de burger;

- het voeren van acties, campagnes en houden van voorlichtingsbijeenkomsten;

- het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.

2.3.3. Bij brief van 21 september 2011 heeft de Afdeling [appellant] en anderen medegedeeld dat op de zitting van 3 oktober 2011 onder meer de vraag aan de orde zou zijn welke feitelijke werkzaamheden VoMiGEN verricht ter behartiging van het belang, genoemd in haar statuten. Na de zitting van 3 oktober 2011 heeft de Afdeling het onderzoek heropend om [appellant] en anderen in de gelegenheid te stellen deze werkzaamheden schriftelijk te concretiseren.

2.3.4. VoMiGEN stelt dat haar werkzaamheden, naast het voeren van procedures bij de Afdeling, bestaan uit het schrijven van artikelen en brieven, het geven van lezingen en het houden van bijeenkomsten voor burgers en consumenten.

Zoals volgt uit hetgeen onder 2.3.1 is overwogen, kan het voeren van gerechtelijke procedures door VoMiGEN niet worden aangemerkt als het verrichten van feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Wat de overige door VoMiGEN gestelde activiteiten betreft, deze zijn onvoldoende voor het oordeel dat VoMiGEN het in haar statuten genoemde algemene belang blijkens haar feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigt. Daarbij betrekt de Afdeling dat het bij de gestelde activiteiten deels gaat om activiteiten waarvan niet duidelijk is of zij zijn verricht namens VoMiGEN en deels om activiteiten met betrekking tot andere algemene belangen dan het in haar statuten genoemde algemene belang.

Uit het voorgaande volgt dat VoMiGEN geen belanghebbende is bij het bestreden besluit. Dat de Afdeling eerder, bij uitspraak van 15 september 2010 in zaak nr. 201001002/1/M1, een beroep van VoMiGEN tegen een ander besluit inzake toepassing van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer ontvankelijk heeft geacht, is onvoldoende reden om ook het onderhavige beroep, voor zover door VoMiGEN ingesteld, ontvankelijk te achten.

Het beroep, voor zover ingesteld door VoMiGEN, is niet-ontvankelijk.

Slotoverwegingen

2.4. Het beroep is niet-ontvankelijk.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat.

w.g. Van Kreveld w.g. Van Grinsven
Voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2012

462-379.