Uitspraak 200608265/1


Volledige tekst

200608265/1.
Datum uitspraak: 30 mei 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Schijndel,

tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/3078 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 september 2006 in het geding tussen:

appellant

en

het college van burgemeester en wethouders van Schijndel.

1. Procesverloop

Bij besluit van 2 februari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schijndel (hierna: het college) afwijzend beslist op het verzoek van appellant om openbaarmaking van alle stukken die betrekking hebben op een door de gemeente Schijndel betaalde vergoeding.

Bij besluit van 22 augustus 2005 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit herroepen en appellant alsnog een aantal documenten verstrekt.

Bij uitspraak van 22 september 2006, verzonden op 5 oktober 2006, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 12 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 15 november 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 13 februari 2007 heeft het college van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 mei 2007, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door C.C.P. van Steen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) wordt onder document verstaan: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.

Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan eenieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

2.2. Appellant heeft verzocht om openbaarmaking van alle stukken die betrekking hebben op de vergoeding die de gemeente heeft betaald aan de [familie].

Bij besluit van 2 februari 2005 heeft het college dit verzoek afgewezen omdat er geen documenten zijn die betrekking hebben op de overwegingen die hebben geleid tot het niet terugvorderen van het ten onrechte aan de familie betaalde bedrag. Bij besluit van 22 augustus 2005 heeft het college dit besluit herroepen omdat was gebleken dat het verzoek meer stukken omvatte dan het college had begrepen. Het college heeft appellant daarbij alsnog kopieën verstrekt van een aantal documenten.

2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien te twijfelen aan de juistheid van de mededeling van het college dat er ten aanzien van het aan de besluitvorming ten grondslag liggende advies geen ander stuk is dan de notitie inzake asbestverontreiniging die tezamen met een aantal andere documenten aan appellant is toegestuurd, en dat het advies vermoedelijk afkomstig is van de projectontwikkelaar. Daartoe betoogt appellant dat het gebruikelijk is dat bij voorstellen tot besluitvorming een adviesnota aan het college wordt bijgevoegd en dat dit ook bij onderhavige besluitvorming het geval moet zijn geweest, zodat aannemelijk is dat een dergelijke adviesnota bij het college berust. Indien het zo is dat geen adviesnota bestaat, is volgens appellant sprake van onbehoorlijk bestuur. Voorts betoogt appellant dat het weliswaar juist kan zijn dat, zoals de rechtbank heeft aangenomen, het college de redenen om niet tot terugvordering over te gaan niet op schrift heeft gesteld, maar dat het in het kader van de Wob deze redenen toch kenbaar moet maken. Het kan volgens appellant niet zo zijn dat een bestuursorgaan zich aan de Wob onttrekt door informatie niet op papier te zetten.

2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 26 april 2006 in zaak no. 200509349/1 (JB 2006/172) is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.

Het college heeft meegedeeld dat het heeft onderzocht of een door appellant genoemde adviesnota onder hem berust, dat dit niet het geval is en dat er niet meer documenten bij de gemeente berusten over de vergoeding aan de [familie] dan de stukken die aan appellant zijn overgelegd. Ter zitting bij de Afdeling is namens het college door de ambtenaar die heeft beslist over het al dan niet terugvorderen van het ten onrechte betaalde bedrag, nogmaals bevestigd dat er geen schriftelijk stuk bestaat met betrekking tot de beslissing om het bedrag niet terug te vorderen. Daarbij is erop gewezen dat die beslissing niet door het college is genomen maar krachtens mandaat namens het college. Met de rechtbank acht de Afdeling deze mededeling niet ongeloofwaardig. Voorts heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat een dergelijk stuk wel onder het college berust. Dat het gebruikelijk is besluitvorming door het college gepaard te laten gaan met een adviesnota, is hiertoe onvoldoende. De stelling dat het ontbreken van een adviesnota zou getuigen van onbehoorlijk bestuur dient - wat daar ook van zij - in deze procedure buiten beschouwing te worden gelaten. De Afdeling overweegt tot slot, dat, anders dan appellant betoogt, uit de Wob voor een bestuursorgaan geen verplichting voortvloeit om informatie die niet is neergelegd in documenten openbaar te maken. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college niet heeft gehandeld in strijd met de Wob.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. G.J. van Muijen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.

w.g. Slump w.g. Van der Smissen
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2007

419