Afdeling bestuursrechtspraak wil uitsluitsel over rechtmatig verblijf

Gepubliceerd op 19 april 2018

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vandaag (19 april 2018) in drie zaken zogenoemde prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie in Luxemburg over artikel 46 van de Europese Procedurerichtlijn. De zaken gaan over drie vreemdelingen die in vreemdelingenbewaring zijn gesteld en na afwijzing van hun asielaanvraag bij de rechtbank een verzoek om een voorlopige voorziening hebben ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak wil van het Hof van Justitie onder meer weten of de vreemdelingen door het indienen van zo'n verzoek rechtmatig verblijf hebben gekregen in Nederland.

Achtergrond

De staatssecretaris heeft de asielaanvragen van de drie vreemdelingen 'kennelijk' ongegrond verklaard. Daardoor verblijven zij niet langer rechtmatig in Nederland. De vreemdelingen hebben daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld. Dat betekent in hun geval niet automatisch dat zij de uitkomst van dat beroep in Nederland mogen afwachten. Dat mag pas als de rechter dat bij wijze van voorlopige voorziening bepaalt. De vreemdelingen hebben zo'n voorlopige voorziening gevraagd. De uitspraak op dat verzoek mogen zij wel in Nederland afwachten.

Volgens de vreemdelingen heeft dit tot gevolg dat zij in afwachting van de uitspraak op het verzoek rechtmatig in Nederland verblijven en dat in die periode niet de Europese Terugkeerrichtlijn, maar de voor hen gunstiger Europese Opvangrichtlijn van toepassing is. Dat is ook van belang omdat alle drie de vreemdelingen na afwijzing van hun asielaanvragen in vreemdelingenbewaring zijn gesteld. Volgens de vreemdelingen heeft de staatssecretaris daarvoor de verkeerde wettelijke grondslag gebruikt, waardoor de bewaring onrechtmatig is.

Prejudiciële vragen

Welke wettelijke grondslag de staatssecretaris gebruikt om een vreemdeling in bewaring te stellen, hangt onder meer af van de vraag of de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft. De Afdeling bestuursrechtspraak ziet zich voor de vraag gesteld of een vreemdeling door het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening zulk rechtmatig verblijf heeft. In het Unierecht zijn er volgens de Afdeling bestuursrechtspraak geen aanwijzingen dat er een variant tussen onrechtmatig en rechtmatig verblijf mogelijk is, maar een soort tussenvariant zou naar haar oordeel wel mogelijk en wenselijk zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak wil daarom van het Hof van Justitie weten of de Procedurerichtlijn zo kan worden uitgelegd dat een vreemdeling door het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening weliswaar tijdelijk niet wordt uitgezet, maar hij daarmee geen rechtmatig verblijf krijgt of houdt.

Schorsing behandeling

De Afdeling bestuursrechtspraak schorst de behandeling van de zaken in afwachting van de antwoorden van het Hof van Justitie in Luxemburg. Daarna zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van deze zaken voortzetten en hierin definitieve uitspraken doen.

De afdoening van de zaken heeft spoed, omdat één van de vreemdelingen nog in bewaring zit. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft het Hof van Justitie daarom verzocht om de prejudiciële spoedprocedure toe te passen. Dat zou betekenen dat het Hof binnen drie maanden uitspraak doet.

Lees hier de verwijzingsuitspraak met de zaaknummers 201703937/1, 201709124/1 en 201710445/1.