Beleid onderzoek en beoordeling seksuele gerichtheid van vreemdelingen in orde

Gepubliceerd op 15 juni 2016

De manier waarop staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van vreemdelingen onderzoekt en beoordeelt, is in orde. Dit blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van vandaag (15 juni 2016).

Achtergrond

De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde in een uitspraak van juli 2015 dat er geen beleidsregel of vaste gedragslijn was op basis waarvan de staatssecretaris de seksuele gerichtheid van vreemdelingen in het kader van een asielaanvraag onderzocht of beoordeelde. Daardoor was het voor de bestuursrechter niet mogelijk om een besluit op dit punt effectief te toetsen.

Beleid

Ter uitvoering van de uitspraak van juli 2015 heeft de staatssecretaris in een werkinstructie vastgelegd hoe de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van vreemdelingen voortaan onderzocht en beoordeeld moet worden. De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat deze werkinstructie zorgvuldig tot stand is gekomen. Ook de manier waarop de staatssecretaris de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid onderzoekt is zorgvuldig. Verder heeft de staatssecretaris voldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij de seksuele gerichtheid beoordeelt, aldus de hoogste algemene bestuursrechter. Hiermee zijn de tekortkomingen weggenomen die de Afdeling bestuursrechtspraak in de uitspraak van juli 2015 had geconstateerd.

Concrete zaak

De staatssecretaris heeft erkend dat hij tijdens het gehoor met de Ghanese vreemdeling in deze zaak niet voldoende heeft doorgevraagd op belangrijke onderdelen. Daardoor heeft hij niet volgens zijn nieuwe werkinstructie gehandeld. Dat is onzorgvuldig. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft daarom het hoger beroep van de vreemdeling gegrond verklaard. De staatssecretaris zal opnieuw op de asielaanvraag van de vreemdeling moeten beslissen.

Lees hier de uitspraak met zaaknummer 201509454/1.