Uitspraak over correctie van het relativiteitsvereiste in het bestuursrecht

Gepubliceerd op 16 maart 2016

Een concurrent kan met een beroep op het gelijkheids- of het vertrouwensbeginsel bereiken dat de bestuursrechter alsnog een besluit toetst aan een norm die niet zijn belangen beoogt te beschermen. Wil zo'n beroep kunnen slagen, dan moet wel aan bepaalde vereisten worden voldaan. Dit blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (16 maart 2016). Zij volgt hiermee het advies van staatsraad advocaat-generaal mr. Widdershoven om de toepassing van het zogenoemde relativiteitsvereiste in het bestuursrecht te corrigeren.

Achtergrond

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een zaak over het bestemmingsplan 'Blaloweg en Katwolderweg (voormalig Shell-terrein en omgeving)' van de gemeente Zwolle een conclusie gevraagd aan de staatsraad advocaat-generaal. Het bestemmingsplan maakt de komst van een Hornbach-bouwmarkt mogelijk in Zwolle. Onder meer Praxis was hiertegen in beroep gekomen. Volgens Praxis voldoet het bestemmingsplan niet aan de veiligheids- en milieunormen. De vraag was of Praxis een beroep kon doen op deze normen of dat het relativiteitsvereiste zich daartegen verzette. Dit vereiste betekent dat een bestuursrechter een overheidsbesluit niet mag toetsen aan een norm, als die norm kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die daarop een beroep doet.

Correctie relativiteitsvereiste

De Afdeling bestuursrechtspraak is in navolging van de staatsraad advocaat-generaal van oordeel dat de toepassing van het relativiteitsvereiste gecorrigeerd moet worden bij een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. In zo'n geval kan een concurrent dus bereiken dat de rechter toch beoordeelt of een norm is geschonden terwijl die norm niet geschreven is om zijn belangen te beschermen. Deze correctie op het relativiteitsvereiste in het bestuursrecht is geïnspireerd op de zogenoemde correctie Langemeijer die in het civiele recht al langer bestaat.

Vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft Praxis niet aannemelijk gemaakt dat bij haar concrete verwachtingen zijn gewekt dat zij zou worden beschermd door de normen waarop zij een beroep doet. Ook heeft zij niet gesteld dat zij in vergelijkbare gevallen aan normen moet voldoen die vergelijkbaar zijn aan de normen waarop zij in deze procedure een beroep doet. Daarom kan Praxis geen geslaagd beroep doen op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Als gevolg hiervan heeft de Afdeling bestuursrechtspraak niet beoordeeld of de normen die de belangen van Praxis niet beschermen, in deze zaak geschonden zijn.

Lees hier de uitspraak met zaaknummer 201402641/1.