Uitspraak 202103633/1/R1


Volledige tekst

202103633/1/R1.
Datum uitspraak: 6 april 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Amsterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 april 2021 in zaak nr. 19/4390 en 19/4423 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2018 heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan [vergunninghouder] voor een terras ten behoeve van horeca op de [locatie 1] in Amsterdam.

Bij besluit van 9 juli 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 april 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2022, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.B. de Jong, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. van Looij, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [vergunninghouder] heeft op 20 juni 2018 een aanvraag ingediend voor het realiseren van een terras bij het horecabedrijf aan de [locatie 1] te Amsterdam.

2.       Aan de gronden waar de aanvraag op ziet, zijn volgens het bestemmingsplan "Slotervaart" de bestemmingen "(T) Tuinen" en "(VA) verkeersareaal" aan toegekend. Deze bestemmingen laten geen terras toe.

3.       Het college heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2o ,van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor), een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van een terras ten behoeve van horeca op de [locatie 1].

4.       Het college heeft bij besluit van 9 juli 2019 het bezwaar van [appellant] daartegen ongegrond verklaard en het besluit van 19 november 2018, onder aanvulling van de ruimtelijke motivering, in stand gelaten.

Uitspraak van de rechtbank

5.       De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat het college gemotiveerd heeft toegelicht dat ruimtelijk gezien, de voornamelijk aan de Johan Huizingalaan gelegen terrasstrook, de uitstraling van deze straat als doorgaande stadsweg versterkt en bijdraagt aan de leefomgeving. De straat is de belangrijkste noord-zuidroute in Nieuw-West, onderscheidt zich met restaurantfuncties en wordt ook wel de "foodlaan" genoemd. Het terras past hier goed en versterkt dit karakter. Verder is de Johan Huizingalaan een hoofdas met wijkoverschrijdende functies zoals horeca, aldus het college. Het college heeft er verder op gewezen dat er voorwaarden aan de vergunning voor het terras zijn verbonden om de ruimtelijke impact van het terras te beperken. Wat betreft de vrees voor overlast door stemgeluid heeft het college verwezen naar informatie van akoestische bureaus uit 2018. Hierbij heeft het college toegelicht dat het terras ligt aan de openbare weg en niet is omsloten door bebouwing. Gezien de hoge geluidbelasting die de Johan Huizingalaan als gevolg van het wegverkeer veroorzaakt ter plaatse van het terrasgedeelte, valt volgens het college het stemgeluid weg tegen het hoge omgevingsgeluid. Het college heeft verder nog toegelicht dat (geluid)overlast in verband met alcoholgebruik vrijwel uitgesloten is omdat geen alcohol mag worden geschonken. Ook zijn in de exploitatievergunning beperkende voorschriften opgenomen in verband met de openingstijden van het terras.

Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat met de komst van het terras nauwelijks sprake zal zijn van extra geluidoverlast voor [appellant]. Indien toch overlast zal worden ervaren, bestaat de mogelijkheid om een handhavingsverzoek in te dienen. Overigens heeft het college, onbetwist, gesteld dat tot dusverre geen handhavingsverzoeken ter plaatse bekend zijn. Het college heeft op de zitting erkend dat in eerste instantie onvoldoende is ingegaan op de gestelde geluidoverlast. Pas in het verweerschrift heeft het college gereageerd. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat het besluit op bezwaar op dit punt onvoldoende is gemotiveerd. Omdat dit gebrek in het verweerschrift en op de zitting is hersteld en omdat aannemelijk is dat [appellant] door het gebrek niet is benadeeld, ziet de rechtbank aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te passeren.

Toepasselijke wet- en regelgeving

6.       De toepasselijke wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage. Die bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.

Woon- en leefklimaat

7.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat met de komst van het terras nauwelijks sprake zal zijn van extra geluidoverlast voor [appellant]. De rechtbank heeft het geconstateerde gebrek niet met toepassing van artikel 6:22 van de Awb mogen passeren. Met geluidoverlast heeft [appellant] met name het oog op stemgeluid en ook op hinder die verband houdt met de op- en afbouw van het terras, het schuiven van tafels en stoelen en het open- en dichtklappen van de deuren. De slaapkamer van [appellant] ligt aan de achterzijde van zijn woning. Grenzend aan de tuinen aan de achterzijde is ook een deel van het terras voorzien. Gezien de nabijheid van zijn woning en in het bijzonder zijn slaapkamer, acht [appellant] van belang dat, hoewel de geluidnormen voor horeca in het Activiteitenbesluit milieubeheer in dit geval niet van toepassing zijn op stemgeluid dat van het terras afkomstig is, de overlast door stemgeluid afkomstig van het terras dermate groot is dat niet kan worden gesproken van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij betoogt [appellant] dat er ’s avonds en ’s nachts minder verkeer is op de Johan Huizingalaan, waardoor het stemgeluid op die momenten minder wegvalt tegen het omgevingsgeluid.

7.1.    Het restaurant en het terras bevinden zich op de kop van het woonblok aan de Cornelis van Alkemadestraat waarin zich op [locatie 2] de woning van [appellant] bevindt. De woningen hebben drie bouwlagen en het restaurant één bouwlaag. Tussen zijn woning en het restaurant ligt een andere woning, [locatie 3]. Het terras bevindt zich aan de zijkant van het restaurant en niet aan de voorkant aan de Cornelis van Alkemadestraat. Een deel van het terras bevindt zich aan de achterkant van het restaurant en grenst aan de tuinen aan de achterzijde van het woonblok waarin zich de woning van [appellant] bevindt.

7.2.    De Afdeling overweegt dat het stemgeluid afkomstig van het terras een relevant aspect is dat in het kader van de door het college te maken belangenafweging aan de orde dient te komen. Voor de effecten van het stemgeluid op het woon- en leefklimaat heeft het college aansluiting gezocht bij de Geluidskaart 2018 van de gemeente Amsterdam. Op de Geluidskaart 2018 is de berekende geluidsbelasting weergegeven voor de belangrijkste verkeersbronnen van de stad. Volgens de geluidskaart 2018 is de bestaande geluidbelasting aan de oostzijde van het terrasgedeelte 65 - 70 decibel (hierna: dB) en aan de zuidzijde 60 - 70 dB. Op de achtergevel van de woning van [appellant] is de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Johan Huizingalaan 60-65 dB. Een normaal gesprek produceert volgens het college ter plaatse van het terras circa 55 - 60 dB. In wat [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet heeft mogen baseren op de Geluidskaart. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college ten onrechte van de gehanteerde gegevens is uitgegaan, ook waar het betreft de avond- en nachtperiode. Het college heeft deugdelijk gemotiveerd dat het stemgeluid afkomstig van het terras geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat bij de woning van [appellant] betekent. In dit verband heeft het college het karakter van de omgeving met horecafuncties van belang mogen achten en de omstandigheid dat geen alcohol mag worden geschonken. Overigens acht de Afdeling het onaannemelijk dat de realisatie van het terras zal leiden tot een zodanige toename van de geluidsbelasting ter plaatse van de woning van [appellant], dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat [appellant] door het aan het besluit van 9 juli 2019 klevende motiveringsgebrek niet is benadeeld. De rechtbank heeft dit gebrek daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Awb mogen passeren.

Het betoog faalt.

Conclusie

8.       Het beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

Proceskosten

9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2022

91-989

Bijlage: wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 6:22

Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c,

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

[…]

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,"

Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2o

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:

a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:

[…]

2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of

[…]

Besluit omgevingsrecht

Artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

[…]

het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;

[…]

Planvoorschriften van het bestemmingsplan "Slotervaart"

Artikel 16

1. De gronden, op plankaart bestemd voor "Tuinen" (T), zijn aangewezen voor:

a. tuinen;

b. groenvoorzieningen;

c. voetpaden.

Artikel 19

1. De gronden, op de plankaart bestemd voor "Verkeersareaal" (Va) zijn aangewezen voor:

a. rijwegen en fiets- en voetpaden, met inbegrip van bijbehorende ongebouwde parkeervoorzieningen, bermen en voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer per bus

b. openbare ruimte en groenvoorzieningen

c. duikers en duikerbruggen

[…]