Uitspraak 201803188/2/R3


Volledige tekst

201803188/2/R3.
Datum uitspraak: 19 augustus 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    Coco-Nuts B.V. en andere, alle gevestigd te Rotterdam,

2.    Skihut Exploitatie B.V. en andere, alle gevestigd te Rotterdam,

3.    Ballast Nedam Rotterdam Building (hierna: Ballast Nedam), gevestigd te Nieuwegein,

4.    Raiffeisen Immobilien Kapitalanlage Gesellschaft m.b.H. (hierna: Raiffeisen), gevestigd te Wenen (Oostenrijk),

appellanten,

en

de raad van de gemeente Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 27 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:927 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin geconstateerde gebreken in het besluit van 1 februari 2018, waarbij het bestemmingsplan "Lijnbaankwartier-Coolsingel" is vastgesteld, te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij beschikkingen van 27 augustus 2019 en 21 oktober 2019 heeft de Afdeling de hersteltermijn verlengd tot en met respectievelijk 7 november 2019 en 31 december 2019.

Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 17 oktober 2019 het bestemmingsplan "Lijnbaankwartier-Coolsingel" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.

Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop de gebreken volgens de raad zijn hersteld.

Ballast Nedam en Raiffeisen hebben tegen het besluit van 17 oktober 2019 beroep ingesteld.

Coco-Nuts B.V. en andere, Skihut Exploitatie B.V. en andere, de raad, Ballast Nedam en Raiffeisen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting tegelijkertijd met zaak ECLI:NL:RVS:2020:1954 behandeld op 26 mei 2020, waar Coco-Nuts en andere, vertegenwoordigd door mr. Z.B. Gyömörei en mr. N. Stol, advocaten te Den Haag, en ir. J.F.C. Kupers, deskundige, Skihut Exploitatie en andere, vertegenwoordigd door mr. M.R. Plug, advocaat te Den Haag, en ir. J.F.C. Kupers, deskundige, Ballast Nedam, vertegenwoordigd door mr. drs. M.C. de Smidt, advocaat te Rotterdam, mr. S. Derksen en E. Goudriaan, deskundige, Raiffeisen, vertegenwoordigd door mr. A.E.M. van den Berg, advocaat te Amsterdam, en ing. M.H.M. van Kesteren, deskundige, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E. van Lunteren, ir. G.M. van Dijk, mr. C.W. de Jong, M. Hildenbrant, ir. F.A.G.M. Schermer, P.J.J. Teunissen, mr. A.J.J. van der Vlist en W.H.M. van der Zwan zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. A.M.M. Ferwerda en mr. V.A.C. de Gier, beiden advocaat te Rotterdam, en Hermes City Plaza B.V., vertegenwoordigd door mr. A.M.M. Ferwerda en mr. V.A.C. de Gier, beiden advocaat te Rotterdam, gehoord.

Overwegingen

Het besluit van 1 februari 2018 en de tussenuitspraak

1.    In 7.4 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de raad wat betreft de geluidbelasting niet heeft kunnen volstaan met de enkele verwijzing naar de VNG-Brochure Bedrijven en milieuzonering (hierna: de VNG-Brochure), maar had moeten onderzoeken of de horeca-exploitaties van Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere na de realisering van de woningen nog zullen kunnen voldoen aan de in artikel 2.19a van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) gestelde normen.

Verder heeft de Afdeling overwogen dat de raad niet heeft gemotiveerd waarom, hoewel niet ten aanzien van alle in het plan mogelijk gemaakte woningen kan worden voldaan aan de normen in de VNG-Brochure, desondanks sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van deze woningen.

Ten slotte heeft de Afdeling overwogen dat de raad niet heeft gemotiveerd waaruit blijkt dat het Actieplan Geluid alleen betrekking heeft op geluid van de bronnen wegverkeer, spoorwegen, industrie en luchtvaart en dat horeca daarbuiten valt. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad het besluit in zoverre onzorgvuldig heeft voorbereid.

Gelet op wat in 7.4 is overwogen heeft de Afdeling aanleiding gezien voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

2.    De beroepen van Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere tegen het besluit van 1 februari 2018 zijn gegrond. Het besluit van 1 februari 2018 dient te worden vernietigd.

3.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van overweging 7.4 zo mogelijk te motiveren waarom sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de met het plandeel "Centrum - 1" mogelijk gemaakte woningen. De raad diende voorts zo mogelijk aan te tonen dat het Actieplan Geluid alleen betrekking heeft op geluid van de bronnen wegverkeer, spoorwegen, industrie en luchtvaart en dat horeca daarbuiten valt.

Het besluit van 17 oktober 2019

4.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het bestemmingsplan "Lijnbaankwartier-Coolsingel" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.

5.    Op de verbeelding is ter plaatse van Stadhuisplein 16-38 de aanduiding "specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke bepaling" opgenomen. Op grond van artikel 3, lid 3.4.3, van de planregels zijn ter plaatse van deze aanduiding woningen of andere geluidgevoelige objecten direct achter de gevel van het gebouw uitsluitend toegestaan, indien op grond van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften zijn genomen in relatie tot het geluid van horeca-inrichtingen aan het Stadhuisplein en de Kruiskade, en uit akoestisch onderzoek blijkt dat een etmaalwaarde van maximaal 65 dB(A) op de gevel en maximaal 35 dB(A) binnen de woning of ander geluidgevoelig object wordt gewaarborgd door het geluid van die horeca-inrichtingen.

Verder is op de verbeelding aan een groot deel van het plangebied de aanduiding "overige zone - aandachtsgebied geluid" toegekend. Op grond van artikel 23 van de planregels zijn nieuwe geluidgevoelige objecten alleen toegestaan, indien een nieuwe woning beschikt over minimaal één geluidluwe gevel of anderszins wordt aangetoond dat in die woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, en uit akoestisch onderzoek blijkt dat binnen een woning of ander geluidgevoelig object een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd door het geluid van horeca-inrichtingen aan het Stadhuisplein en de Kruiskade, met dien verstande dat het voorgaande niet van toepassing is indien met akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit voldaan kan worden in relatie tot het geluid van de hiervoor bedoelde horeca-inrichtingen.

6.    De raad heeft toegelicht dat in dit gewijzigd vastgestelde plan de woonfunctie aan de overzijde van de horeca-inrichtingen aan het Stadhuisplein alleen mag worden uitgeoefend als aan voorwaarden wordt voldaan die ervoor zorgen dat er ter plaatse van die woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat in relatie tot het geluid van de tegenover gelegen horeca-inrichtingen.

Voorts is op basis van onderzoek naar de impact van "zware" horeca op de rest van het plangebied, in het plangebied een zone bepaald waarbinnen nieuwe woningen uitsluitend gerealiseerd mogen worden als in relatie tot horecageluid een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.

Ten aanzien van het Actieplan Geluid 2013-2018 merkt de raad op dat daarin horecageluid wel is beschouwd en dat de acties daarin zijn gericht op de horeca. Het bestemmingsplan staat volgens de raad niet in de weg aan uitvoering van die acties.

7.    De Afdeling stelt vast dat het herstelbesluit een besluit tot vervanging van het oorspronkelijke bestreden besluit is en dat het herstelbesluit ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding is.

De zienswijzen en de beroepen

8.    Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere exploiteren horeca-inrichtingen aan het Stadhuisplein. Zij kunnen zich niet verenigen met de planregeling voor "specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke bepaling" voor het Stadhuisplein 16-38 en met de planregeling voor het aandachtsgebied voor geluid.

Raiffeisen is eigenaar van het gebouw Stadhuisplein 16-38 te Rotterdam. Het gebouw is onder meer in gebruik als woonruimte voor studenten van het Erasmus University College. Raiffeisen kan zich niet verenigen met de planregeling voor "specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke bepaling" voor het Stadhuisplein 16-38. Raiffeisen kan zich er voorts niet mee verenigen dat bij het gewijzigde bestemmingsplan is afgezien van het toekennen van een logiesfunctie voor Stadhuisplein 16-38.

Ballast Nedam is eigenaar van het gebouw 'Rotterdam Building’ aan de Aert van Nesstraat 45 te Rotterdam. Ballast Nedam is voornemens om Rotterdam Building te transformeren naar onder meer woningen en kantoren met een levendige plint. Ballast Nedam kan zich niet verenigen met de planregeling voor het aandachtsgebied voor geluid. Rotterdam Building is gelegen binnen dit aandachtsgebied.

Wettelijke bepalingen

9.    De wettelijke bepalingen en relevante planregels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

Procedureel

Voorafgaand overleg

10.    Coco-Nuts en andere, Skihut Exploitatie en andere en Raiffeisen betogen dat het raadsvoorstel tot stand is gekomen zonder dat er overleg met betrokken partijen is geweest. Zo zijn volgens Raiffeisen de uitkomsten van de onderzoeken niet met haar besproken en is zij niet betrokken bij de oplossingsrichtingen voor de geluidsituatie op het Stadhuisplein. Raiffeisen betoogt dat het gemeentebestuur telefonisch en in een brief van wethouder Kurvers van 9 april 2019 heeft toegezegd dat oplossingsrichtingen om de door de Afdeling geconstateerde gebreken te herstellen, zouden worden besproken met belanghebbenden.

10.1.    De Afdeling stelt vast dat in de tussenuitspraak is bepaald dat afdeling 3.4 van de Awb bij de voorbereiding van het gewijzigde besluit niet opnieuw hoeft te worden toegepast. Het bieden van inspraak maakt ook geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Voor zover Raiffeisen zich beroept op de brief van de wethouder van 9 april 2019 waarin staat dat bij de uitwerking alle belanghebbenden worden betrokken, overweegt de Afdeling dat hieraan geen beslissende betekenis kan worden toegekend, omdat Raiffeisen niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij aanleiding had om te veronderstellen dat de wethouder in zoverre de opvatting van de raad vertolkte.

De betogen falen.

Informatieverstrekking aan de raad

11.    Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere betogen dat het college de raad niet tussentijds heeft geïnformeerd en heeft overvallen met een raadsvoorstel, dat afweek van de wensen die de raad herhaaldelijk heeft geuit, onder meer in de motie "We horen niets". Het voorstel van het college en de rapporten van Peutz zijn immers pas op 18 september 2019 aan de raad ter beschikking gesteld voor de vergadering van de commissie Bouwen, Wonen en Buitenruimte op 25 september 2019 en de daaropvolgende vergadering van de gemeenteraad van 3 oktober 2019. Het voorstel is 14 dagen aangehouden tot de vergadering van 17 oktober 2019. Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere stellen dat er vanuit het college zeer grote druk is gelegd op de coalitiepartijen om met het raadsvoorstel in te stemmen (met een voorstel dat lijnrecht inging tegen de wensen van die partijen) en de wethouder te steunen. Volgens hen heeft het college dan wel de wethouder de raad onjuiste informatie gegeven. Zo heeft het college de raad ten onrechte voorgehouden dat er geen mogelijkheden waren voor uitstel van het herstelbesluit en heeft de wethouder ten onrechte de indruk gewekt dat wel met het herstelplan moest worden ingestemd, omdat dit de enige mogelijkheid zou zijn om nog rekening te houden met de horecabelangen en het anders niet mogelijk zou zijn nadere voorwaarden te stellen aan de studentenwoningen. Het college heeft de raad bovendien er ten onrechte niet op gewezen dat het volgens het rapport van Event Acoustics mogelijk was om een dove gevel voor de studentenwoningen te plaatsen, waardoor de horeca bij de huidige bedrijfsuitoefening kan blijven voldoen aan de geluidnormen en de wethouder heeft ten onrechte beweerd dat de horeca al jarenlang de geluidnormen zou overschrijden.

Raiffeisen stelt dat de raad het door de Afdeling verleende uitstel ten onrechte niet heeft aangegrepen om de uitkomsten van het overleg en de onderzoeken die thans plaatsvinden af te wachten.

11.1.    De Afdeling stelt vast dat de raad heeft beslist op grond van de feiten en omstandigheden die hem zijn voorgelegd. Of deze feiten en omstandigheden al dan niet volledig en juist zijn, en of de raad zich op grond daarvan in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, zijn inhoudelijke vragen die hierna bij de betrokken onderwerpen aan de orde kunnen komen. Deze beroepsgronden behoeven daarom hier geen inhoudelijke bespreking. Hetzelfde geldt voor het betoog van Raiffeisen dat de raad te vroeg tot besluitvorming is overgegaan. Als de raad op dat punt in gebreke is gebleven, impliceert dit immers een inhoudelijk gebrek van het besluit.

De betogen falen.

Stadhuisplein 16-38

12.    Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere betogen dat artikel 3, lid 3.4.3, van de planregels een te beperkende normstelling voor de horeca bevat, rechtsonzeker is en niet deugdelijk is onderbouwd qua haalbaarheid. Raiffeisen betoogt dat artikel 3, lid 3.4.3, van de planregels haar studentenwoningen ten onrechte afhankelijk maakt van normstelling waarvan zij de naleving niet kan bewerkstelligen, te ruime normstelling voor de horeca bevat, rechtsonzeker is en niet deugdelijk is onderbouwd qua haalbaarheid.

12.1.    Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere betogen dat artikel 3, lid 3.4.3, van de planregels erop is gericht dat maatwerkvoorschriften worden gesteld waarmee horecageluid op de gevel van de studentenwoningen in het gebouw Stadhuisplein 16-38 omlaag wordt gebracht naar 65 dB(A) etmaalwaarde. Op grond van een convenant wordt echter een geluidmonitoringsysteem van DCMR gehanteerd dat inhoudt dat wordt gehandhaafd wanneer het geluid van de horeca het overige omgevingsgeluid dreigt te overstemmen. Volgens Skihut Exploitatie en andere is onduidelijk waar de geluidnorm van 65 dB(A) etmaalwaarde op is gebaseerd.

Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere betogen voorts dat niet is gebleken welke maatregelen de horeca moet treffen om aan de regeling te voldoen. Volgens hen is volstrekt onzeker of überhaupt een passend maatwerkvoorschrift kan worden gesteld dat in rechte stand kan houden. Zij wijzen erop dat het college stelt dat de planregeling alleen een kader biedt, dat de oplossing nog moet worden gevonden in overleg met alle betrokkenen en er ook nader onderzoek moet plaatsvinden. De beoordeling van de planologische aanvaardbaarheid van de voorziene functies - waarvan de geluidbelasting het belangrijkste aspect is - wordt met de planregeling volgens hen in zoverre ten onrechte doorgeschoven naar het moment van uitvoering van het plan, terwijl de studentenwoningen al zijn gerealiseerd.

Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere betogen verder dat niet duidelijk is wie het akoestisch onderzoek moet laten uitvoeren, wanneer de genoemde maatwerkvoorschriften moeten zijn genomen en wie de geluidmaatregelen moet treffen. Voor zover de waarden cumulatief voor alle horeca-inrichtingen gelden, is volgens hen onduidelijk hoe wordt vastgesteld welke specifieke horeca-inrichting in welk geval te veel geluid produceert.

Over het verrichte onderzoek naar de haalbaarheid van de normen voeren Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere aan dat Peutz in de rapporten van 18 april 2019 en 29 mei 2019 in kaart brengt welke maatregelen de horeca zou kunnen nemen om de geluidproductie terug te brengen. Ten opzichte van de studentenwoningen zou volgens Peutz een reductie van het geluid moeten plaatsvinden van 30 dB. Daartoe is volgens Peutz het toepassen van maatwerkvoorschriften voor de horecagelegenheden in combinatie met het zogeheten maatregelscenario 3 de meest reële optie. Daarbij gaat het om de volgende maatregelen: de horeca moet geluidwerende beglazing en sluizen aanbrengen; de horeca moet na 19.00 uur de gevel sluiten; de horeca mag geen muziekboxen op het terras hebben; in het gebouw Stadhuisplein 16-38 moet zwaardere beglazing worden geplaatst.

Ten aanzien van het sluiten van de gevel om 19.00 uur merken Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere op dat het bedienend personeel dan voortdurend met volle dienbladen door sluisdeuren heen zou moeten, wat praktisch niet te doen is. Daarnaast wil het publiek in de lente of de zomer niet in een afgesloten ruimte zitten.

Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere voeren aan dat de planregeling uiteindelijk is gebaseerd op een niet aan de raad voorgelegd advies van de DCMR, waarin een norm van 65 dB(A) etmaalwaarde is geadviseerd, die tot een lagere geluidbelasting leidt dan de geluidreductie die volgens Peutz nodig is. Om de door DCMR geadviseerde norm van 65 dB(A) etmaalwaarde te kunnen bereiken zijn volgens het college verdergaande maatregelen bij de horeca vereist dan Peutz in haar rapport heeft beschreven, zoals het geheel verwijderen van de terrassen en het aanbrengen van serres. Het verwijderen van de terrassen leidt echter tot een zeer forse daling van de omzet en de (miljoenen euro’s kostende) serres zijn niet te financieren, aldus Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere. Volgens Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere is het niet mogelijk de horecagelegenheden, waaronder het stemgeluid van de terrassen, zodanig te isoleren dat alsnog aan de geluidnormen kan worden voldaan.

Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie betogen dat volgens het rapport van akoestisch bureau Event Acoustics geluidoverlast in de studentenwoningen alleen kan worden voorkomen door een dove gevel voor de studentenwoningen te plaatsen. Volgens hen heeft de raad met het rapport van Event Acoustics ten onrechte geen rekening gehouden.

12.2.    Raiffeisen betoogt dat zij het niet in haar macht heeft om te voldoen aan de verplichting van de maximale etmaalwaarde van 65 dB(A) op de gevel van haar gebouw. Dit geluid wordt geproduceerd door de horeca, zodat het aan de horeca-inrichtingen is om aan deze norm te voldoen. De verplichting zou dan ook aan de bestemming van hun panden gekoppeld moeten worden, aldus Raiffeisen.

Raiffeisen betoogt dat voor het vaststellen van de geluidruimte van de horecagelegenheden moet worden aangesloten bij het Activiteitenbesluit. Zij betoogt dat het onevenredig is dat aan de woonbestemming voor Stadhuisplein 16-38 voorwaarden worden verbonden terwijl de planregels geen voorwaarden stellen aan de exploitatie van de horeca, terwijl bekend is dat de horeca zich niet houdt aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit.

Raiffeisen betoogt verder dat onzeker is of aan de voorwaarden van artikel 3, lid 3.4.3, van de planregels zal kunnen worden voldaan, nu het de vraag is of de te nemen maatregelen haalbaar zijn. Op het moment van vaststelling waren niet alle benodigde akoestische en technische onderzoeken verricht. De rapporten van Peutz bevatten open einden en zijn slechts een vertrekpunt voor nader onderzoek van oplossingsrichtingen. Raiffeisen wijst er voorts op dat het college er op basis van bevindingen van DCMR van uitgaat dat een maatwerkvoorschrift bij uitwerking van scenario 3 uit het rapport van Peutz niet haalbaar is. Hieruit volgt dat de raad er niet op voorhand in redelijkheid van uit heeft kunnen gaan dat maatwerkvoorschriften stand kunnen houden in een beroepsprocedure. Door desondanks de woonfunctie op Stadhuisplein 16-38 van maatwerkvoorschriften afhankelijk te stellen, is het besluit tot vaststelling van het gewijzigde bestemmingsplan ook op dit punt gebrekkig, aldus Raiffeisen. Verder is volgens Raiffeisen onvoldoende duidelijk welk geluid onder de norm valt.

12.3.    Ingevolge artikel 2.20, eerste lid, van het Activiteitenbesluit kan het bevoegd gezag in afwijking van de waarden, bedoeld in onder meer artikel 2.17, bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidniveau (LAmax) vaststellen. Ingevolge het tweede lid kan het bevoegd gezag deze hogere waarden slechts vaststellen, indien binnen geluidgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd.

12.4.    In paragraaf 4.5.4.1 van de plantoelichting staat: "Het nemen van een maatwerkvoorschrift en de onder a en b genoemde voorwaarden zijn in de regels van het bestemmingsplan als voorwaardelijke bepaling bij wonen ter plaatse van de studentenwoningen (Stadhuisplein 16) opgenomen. Door het verbinden van deze voorwaarden aan de mogelijkhe[i]d om ter plaatse van de Stadhuisplein 16 te wonen wordt enerzijds geborgd dat de bestaande horeca aan het Stadhuisplein de exploitatie kan voortzetten en anderzijds de woonfunctie alleen mogelijk is als er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Evident is dat daartoe maatregelen getroffen moeten worden en dat daartoe nog onderzoek gedaan moet worden. De bestemmingsplanregeling beoogt een kader voor de die nadere uitwerking te geven met de betrokken partijen."

12.5.    De Afdeling overweegt dat de planregeling van artikel 3, lid 3.4.3, niet tot gevolg mag hebben dat de horeca-inrichtingen op gevels van geluidgevoelige objecten een hogere geluidbelasting mogen veroorzaken dan op grond van het Activiteitenbesluit is of kan worden toegestaan. Voor zover Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere betogen dat zij zich gezien het convenant niet aan de waarden van het Activiteitenbesluit hoeven te houden, treft dat betoog geen doel, omdat een convenant de rechtstreekse werking van het Activiteitenbesluit niet opzij kan zetten. Anderzijds mag de planregeling er niet toe leiden dat de horeca-inrichtingen onevenredig in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. De planregeling moet voorts waarborgen dat ter plaatse van de studentenwoningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De planregeling zoals opgenomen in artikel 3, lid 3.4.3, van de planregels komt erop neer dat de studentenwoningen planologisch zijn toegestaan, mits op grond van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften worden gesteld voor het geluid van horeca-inrichtingen aan het Stadhuisplein en de Kruiskade, waarmee een etmaalwaarde van maximaal 65 dB(A) op de gevel en maximaal 35 dB(A) binnen de woning wordt gewaarborgd. In paragraaf 4.5.4.1 van de plantoelichting is vermeld dat voor de norm van 65 dB(A) op de gevel aansluiting is gezocht bij de maximaal vast te leggen hogere waarde voor industrielawaai bij vervangende nieuwbouw van woningen. De waarde van 35 dB(A) binnen de woning is ontleend aan artikel 2.20, tweede lid, van het Activiteitenbesluit.

Ten tijde van de vaststelling van het herstelplan golden voor de betrokken horeca-inrichtingen nog geen maatwerkvoorschriften. In haar uitspraak van 22 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:462, onder 5.5, heeft de Afdeling overwogen dat maatwerkvoorschriften niet al vóór de vaststelling van een bestemmingsplan hoeven te zijn vastgesteld, maar dat de raad er op voorhand in redelijkheid van moet kunnen uitgaan dat de maatwerkvoorschriften stand kunnen houden in een beroepsprocedure.

Hoewel de waarden waaraan de maatwerkvoorschriften moeten voldoen op zichzelf vallen binnen de ruimte die artikel 2.20, eerste en tweede lid, van het Activiteitenbesluit daarvoor geeft, heeft de raad niet inzichtelijk gemaakt dat met de beoogde maatwerkvoorschriften de bedrijfsvoering van de horeca-inrichtingen niet onevenredig wordt belemmerd en tegelijkertijd een aanvaardbaar woon- en leefklimaat binnen de studentenwoningen wordt gewaarborgd, waarbij ook met onder meer verkeerslawaai rekening moet worden gehouden. In paragraaf 4.5.4.1 van de plantoelichting wordt gesteld dat het evident is dat maatregelen moeten worden getroffen om te borgen dat de bestaande horeca aan het Stadhuisplein de exploitatie kan voortzetten en dat er bij de woonfunctie sprake is van een goed woon- en leefklimaat, en dat daartoe nog onderzoek gedaan moet worden. Uit het herstelplan en de daaraan ten grondslag liggende onderzoeken kan niet worden afgeleid welke geluidruimte in maatwerkvoorschriften zou kunnen worden toegekend aan horeca-inrichtingen en welke maatregelen zouden kunnen worden voorgeschreven om de bedrijfsvoering van die inrichtingen niet onevenredig te belemmeren en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat binnen de studentenwoningen te waarborgen. In dit verband tekent de Afdeling tevens aan dat het niet in het vermogen van de ontwikkelaar van de studentenwoningen ligt om het invallende geluid op de gevel van de studentenwoningen te beïnvloeden, terwijl de woonfunctie daarvan wel mede afhankelijk wordt gemaakt in artikel 3, lid 3.4.3, van de planregels. De raad heeft er dan ook niet op voorhand in redelijkheid van kunnen uitgaan dat maatwerkvoorschriften stand kunnen houden in een beroepsprocedure. Het bestreden besluit verdraagt zich, wat artikel 3, lid 3.4.3, van de planregels betreft, alleen al daarom niet met artikel 3:2 van de Awb en het rechtszekerheidsbeginsel.

De betogen slagen.

Logiesfunctie

13.    Raiffeisen betoogt dat bij het bestreden besluit ten onrechte is afgezien van het toekennen van een logiesfunctie voor Stadhuisplein 16-38, terwijl deze in een eerdere versie van het raadsvoorstel wel was opgenomen. Volgens Raiffeisen wordt ten onrechte gesteld dat zij zou hebben aangegeven geen gebruik te zullen maken van een dergelijke bestemming. Raiffeisen heeft medegedeeld dat zij geen bezwaren heeft tegen het toekennen van een logiesfunctie. Er is volgens Raiffeisen ook geen reden om aan te nemen dat het toekennen van een logiesfunctie niet ruimtelijk aanvaardbaar zou zijn. Ter zitting heeft Raiffeisen toegelicht dat de logiesfunctie weliswaar geen alternatief kan vormen voor de woonfunctie, maar dat het voor haar wel gunstig is als de logiesfunctie in het plan wordt opgenomen.

13.1.    Ter zitting heeft de raad medegedeeld tegemoet te willen komen aan de wens van Raiffeisen tot toekenning van een logiesfunctie voor Stadhuisplein 16-38. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt heeft gesteld dan in het bestreden besluit, zonder dat gewijzigde feiten of omstandigheden daar aanleiding toe geven, is het besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid, wat in strijd is met artikel 3:2 van de Awb.

Het betoog slaagt.

Aandachtsgebied geluid

14.    Coco-Nuts en andere, Skihut Exploitatie en andere en Ballast Nedam betogen dat artikel 23 van de planregels rechtsonzeker is en niet deugdelijk is onderbouwd qua haalbaarheid.

14.1.    Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie betogen dat niet duidelijk is welke maatregelen genomen moeten worden en door wie. Het besluit waarborgt volgens hen nog helemaal niets. Het college stelt dat het besluit alleen een kader biedt en dat de oplossing nog moet worden gevonden in overleg met alle betrokkenen. Volgens het college moet er ook nader onderzoek plaatsvinden.

In de notitie van Peutz van 9 juli 2019 is onderzocht binnen welk aandachtsgebied bij de ontwikkeling van nieuwe woningen rekening zou moeten worden gehouden met het geluid van de horeca om een binnennorm van 35 dB(A) etmaalwaarde te garanderen. In deze notitie is volgens Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie ten onrechte rekening gehouden met verderop gelegen woningen aan de Joost Banckertsplaats en de Kruiskade. Het geluidniveau bij die woningen wordt namelijk al jaren gehandhaafd via het geluidmonitoringsysteem. Verder zijn geen metingen verricht. Volgens hen heeft het college op grond hiervan ten onrechte gesteld dat de horeca-inrichtingen al jarenlang de geluidnormen zouden overschrijden ten opzichte van deze woningen en dat de activiteiten van die inrichtingen daarom toch al ingeperkt zouden moeten worden.

Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere betogen dat ten onrechte niet alsnog een onderzoek is verricht naar de afstand die bij realisering van woningen in acht genomen moet worden om te voorkomen dat de horeca-inrichtingen niet meer kunnen voldoen aan de geluidnormen. De raad gaat ervan uit dat de horeca-inrichtingen hun bedrijfsuitoefening zeer aanzienlijk inperken. De mogelijkheden voor die inrichtingen om geluid te isoleren zijn echter niet onbeperkt, aldus Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere.

14.2.    Ballast Nedam betoogt dat artikel 23 van de planregels in strijd is met de rechtszekerheid. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de herontwikkeling van Rotterdam Building moet Ballast Nedam aantonen wat de door de horeca-inrichtingen geproduceerde geluidbelasting is én dat de te treffen maatregelen zodanig effectief zijn dat de binnenwaarde van 35 dB(A) wordt gehaald. De horeca-inrichtingen op het Stadhuisplein voldoen niet aan het Activiteitenbesluit. Deze illegale situatie wordt door het bevoegd gezag erkend, maar niet gehandhaafd, aldus Ballast Nedam. Het staat niet vast dat de horeca-inrichtingen, bijvoorbeeld met maatwerkvoorschriften, verplicht gaan worden om hun geluidproductie te beperken. Ballast Nedam betoogt dat het voor haar daarom volstrekt onduidelijk is van welke geluidsituatie zij moet uitgaan en op welke wijze zij de geluidimmissie op de gevel van Rotterdam Building zou moeten modelleren en berekenen en welke geluidmaatregelen doeltreffend zouden zijn.

14.3.    Voor zover Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere betogen dat zij zich gezien het convenant niet aan de waarden van het Activiteitenbesluit hoeven te houden, blijkt uit wat de Afdeling daarover hiervoor heeft overwogen, dat dat betoog geen doel treft, omdat een convenant de rechtstreekse werking van het Activiteitenbesluit niet opzij kan zetten. Anderzijds mag de planregeling er niet toe leiden dat de horeca-inrichtingen onevenredig in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. De planregeling moet voorts waarborgen dat ter plaatse van de nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Op grond van artikel 23 zijn nieuwe geluidgevoelige objecten alleen toegestaan, indien een nieuwe woning beschikt over minimaal één geluidluwe gevel dan wel anderszins wordt aangetoond dat in die woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Tevens moet dan uit akoestisch onderzoek blijken dat binnen een woning of ander geluidgevoelig object een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd door het geluid van horeca-inrichtingen aan het Stadhuisplein en de Kruiskade. Evenvermelde eisen zijn blijkens artikel 23 niet van toepassing indien met akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit voldaan kan worden in relatie tot het geluid van de hiervoor bedoelde horeca-inrichtingen. In paragraaf 4.5.4.1 van de plantoelichting wordt gesteld dat met deze regeling in het gehele plangebied een goed woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd. Tegelijkertijd wordt het realiseren van woningen niet onmogelijk gemaakt, aldus de plantoelichting.

14.4.    In het kader van de beoordeling van de uitvoerbaarheid van deze planregeling had de raad naar het oordeel van de Afdeling moeten nagaan of, mede rekening houdend met onder meer verkeerslawaai, door toepassing van minimaal één geluidluwe gevel of op andere wijze een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in een nieuwe woning kan worden gewaarborgd en aan een binnenwaarde van maximaal 35 dB(A) kan worden voldaan door het geluid van horeca-inrichtingen aan het Stadhuisplein en de Kruiskade, dan wel of op de gevel aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit voldaan kan worden. De raad heeft een en ander niet inzichtelijk gemaakt en evenmin dat met de regeling de bedrijfsvoering van de horeca niet onevenredig wordt belemmerd. Het bestreden besluit verdraagt zich, wat artikel 23 van de planregels betreft, alleen al daarom niet met artikel 3:2 van de Awb en het rechtszekerheidsbeginsel.

De betogen slagen.

Conclusie

15.    De beroepen tegen het besluit van 17 oktober 2019 zijn gegrond. Het besluit van 17 oktober 2019 dient te worden vernietigd, wat betreft de aanduiding "specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke bepaling" in samenhang met artikel 3, lid 3.4.3, van de planregels, wat betreft het ontbreken van een logiesmogelijkheid voor Stadhuisplein 16-38, alsmede wat betreft de aanduiding "overige zone - aandachtsgebied geluid" in samenhang met artikel 23 van de planregels. Overigens behoudt het op 17 oktober 2019 vastgestelde bestemmingsplan zijn werking.

16.    De Afdeling zal de raad opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening ten behoeve waarvan de raad een bestemmingsplan dient vast te stellen zal hij zich onder meer nader moeten beraden over de vraag hoe vanuit een oogpunt van geluidbelasting woonfuncties worden toegestaan. Uitgangspunt moet daarbij zijn dat bestaande rechten zo mogelijk worden gehandhaafd. Voor de bedrijfsfuncties geldt dat ten minste zal moeten worden voldaan aan de eisen voortvloeiend uit dan wel te stellen op grond van het Activiteitenbesluit. Voor een woonfunctie geldt dat bij de beoordeling van een aanvaardbare geluidbelasting alle voor die functie relevante geluidbronnen moeten worden betrokken.

17.    De Afdeling ziet aanleiding tot om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen. De Afdeling zal ten aanzien de gebieden waarvoor de aanduiding "specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke bepaling" en de aanduiding "overige zone - aandachtsgebied geluid" golden, bepalen dat wonen daar niet is toegestaan voordat de raad ter uitvoering van deze uitspraak een nader besluit heeft genomen en dat besluit in werking is getreden. Dit om te voorkomen dat voor dit gebied omgevingsvergunningen voor bouwen kunnen worden verleend. Met het oog op de positie van Raiffeisen aan wie een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verstrekt ten behoeve van de ontwikkeling van het pand gelegen aan het Stadhuisplein 16-38 te Rotterdam, wijst de Afdeling erop dat zij bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2020:1954, de uitspraak van de rechtbank heeft bevestigd waarbij die rechtbank de besluiten op het bezwaar tegen deze omgevingsvergunning heeft vernietigd. De door de Afdeling in deze zaak te treffen voorlopige voorziening leidt ertoe dat het door de raad ter uitvoering van de uitspraak in deze zaak te nemen besluit het planologische kader zal vormen voor het nadere besluit op bezwaar over de omgevingsvergunning. De Afdeling zal in haar voorlopige voorziening tevens bepalen dat realisatie van en bewoning van op de datum van deze uitspraak in voormelde gebieden bestaand wonen mag worden voortgezet totdat het ter uitvoering van deze uitspraak genomen besluit in werking is getreden. Dit betekent onder meer dat bewoning van de inmiddels door Raiffeisen gerealiseerde studentenwoningen tot dan mag worden gecontinueerd.

Proceskosten

18.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere hebben onder meer verzocht om vergoeding van kosten van deskundigen. Coco-Nuts en andere hebben daarbij verwezen naar een verklaring van Kupers & Niggebrugge van 13 mei 2020 waarin staat dat voor werkzaamheden ten behoeve van het bestemmingsplan tot en met week 19 van 2020 € 17.175,00 in rekening is gebracht. Skihut Exploitatie en andere hebben op het proceskostenformulier vermeld dat 125 uren zijn besteed aan het opstellen van een deskundigenrapport en hebben daarbij verwezen naar declaraties van Kupers & Niggebrugge over de periode van 2 juni 2017 tot en met 10 mei 2020.

Op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen voor vergoeding in aanmerking kosten van een deskundige die door een partij is meegebracht dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht. Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere hebben op de zitting van 24 januari 2019 als ook op de zitting van 26 mei 2020 ir. J.F.C. Kupers als geluiddeskundige meegebracht. Deze deskundige heeft in het kader van deze procedure voor beide partijen, die eerder één procesvertegenwoordiger hadden, op 26 mei 2017, 29 oktober 2018 en 26 september 2019 verslag uitgebracht. Uitgaande van de tarieven op grond van artikel 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen voor vergoeding in aanmerking de door deze deskundige gemaakte reiskosten ten behoeve van de zitting, ten bedrage van € 58,82 (= 2 x OV Utrecht-Den Haag), verletkosten ten behoeve van deze zittingen, ten bedrage van € 1.011,76 (= 2 x 4 uur x € 126,47) en met het oog op voormelde verslagen te declareren uren tegen een tarief van € 126,47. De Afdeling stelt vast dat uit de opgaven van Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere niet rechtstreeks blijkt hoeveel uren zijn besteed aan bedoelde verslagen. Alleen in de declaraties van 2 juni 2017, 29 oktober 2018, 29 september 2019 en 5 oktober 2019 wordt melding gemaakt van deze verslagen. Het aantal met die verslagen in verband te brengen uren (± 10 uur) acht de Afdeling echter weinig realistisch. In de gegeven omstandigheden ziet de Afdeling aanleiding om het aantal aan de verslagen toe te rekenen uren naar redelijkheid vast te stellen op 40 uren. Derhalve komt in totaal 40 x € 126,47 = € 5.058,80 aan kosten voor het opstellen van deskundigenverslagen voor vergoeding in aanmerking. Omdat de deskundigenkosten voor beide partijen zijn gemaakt, zal de veroordeling van proceskosten op dit punt ten behoeve van beide partijen, ieder voor de helft, worden uitgesproken.

Wat de kosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand betreft, neemt de Afdeling in aanmerking dat Coco-Nuts en andere en Skihut Exploitatie en andere zich tot kort voor de zitting van 26 mei 2020 hebben laten vertegenwoordigen door dezelfde rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de beroepen van Coco-Nuts B.V. en andere en Skihut Exploitatie B.V. en andere tegen het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 1 februari 2018, waarbij het bestemmingsplan "Lijnbaankwartier-Coolsingel" is vastgesteld, gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 1 februari 2018, waarbij het bestemmingsplan "Lijnbaankwartier-Coolsingel" is vastgesteld;

III.    verklaart de beroepen van Coco-Nuts B.V. en andere, Skihut Exploitatie B.V. en andere, Ballast Nedam Rotterdam Building en Raiffeisen Immobilien Kapitalanlage Gesellschaft m.b.H. tegen het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 17 oktober 2019, waarbij het bestemmingsplan "Lijnbaankwartier-Coolsingel" gewijzigd is vastgesteld, gegrond;

IV.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 17 oktober 2019, waarbij het bestemmingsplan "Lijnbaankwartier-Coolsingel" gewijzigd is vastgesteld, wat betreft de aanduiding "specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke bepaling" in samenhang met artikel 3, lid 3.4.3, van de planregels, het ontbreken van een logiesmogelijkheid voor Stadhuisplein 16-38, alsmede de aanduiding "overige zone - aandachtsgebied geluid" in samenhang met artikel 23 van de planregels;

V.    draagt de raad van de gemeente Rotterdam op om binnen 52 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

VI.    treft de voorlopige voorziening dat, totdat het onder V. bedoelde besluit in werking is getreden, in de gebieden waarvoor de aanduiding "specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke bepaling" en de aanduiding "overige zone - aandachtsgebied geluid" golden, wonen niet is toegestaan met dien verstande dat het op de datum van deze uitspraak bestaande wonen mag worden voortgezet;

VII.    veroordeelt de raad van de gemeente Rotterdam tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten:

- Coco-Nuts B.V. en andere tot een bedrag van € 4.245,94 (zegge: vierduizendtweehonderdvijfenveertig euro en vierennegentig cent), waarvan € 1.182,25 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

- Skihut Exploitatie B.V. en andere tot een bedrag van € 4.245,94 (zegge: vierduizendtweehonderdvijfenveertig euro en vierennegentig cent), waarvan € 1.182,25 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

- Ballast Nedam Rotterdam Building tot een bedrag van € 1.050,00 (zegge: duizendvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- Raiffeisen Immobilien Kapitalanlage Gesellschaft m.b.H. tot een bedrag van € 1.050,00 (zegge: duizendvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VIII.    gelast dat de raad van de gemeente Rotterdam aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:

- € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Coco-Nuts B.V. en andere, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

- € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Skihut Exploitatie B.V. en andere, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

- € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Ballast Nedam Rotterdam Building;

- € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Raiffeisen Immobilien Kapitalanlage Gesellschaft m.b.H.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2020

271.

BIJLAGE

Artikel 1, lid1.26 Geluidluwe gevel, van de planregels luidt:

"Een gevel waarbij de geluidsbelasting van geluid afkomstig van een horeca-inrichting op die gevel niet meer bedraagt dan 55 dB(A) etmaalwaarde."

Lid 1.27 Geluidsgevoelige objecten, luidt:

"Hieronder worden verstaan de in de Wet geluidhinder aangewezen objecten: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven."

Lid 1.37 Nieuwe geluidsgevoelige objecten, luidt:

"Geluidsgevoelige objecten waarvoor na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan (na bestuurlijke lus) een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het realiseren is ingediend. Het gaat daarbij:

a. wel om transformatie naar geluidsgevoelige objecten;

b. wel om nieuwbouw van geluidsgevoelige objecten;

c. niet om verbouwing van bestaande geluidsgevoelige objecten."

Artikel 3, lid 3.4.3, van de planregels luidt:

"Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke bepaling" zijn woningen of een andere geluidsgevoelig objecten voor zover deze direct achter de gevel van het gebouw grenzend aan het Stadhuisplein liggen uitsluitend toegestaan, indien:

a. op grond van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften zijn genomen in relatie tot het geluid van horeca-inrichtingen aan het Stadhuisplein én de Kruiskade, en;

b. uit akoestisch onderzoek blijkt dat op een gevel van geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van een woning of ander geluidsgevoelig object een etmaalwaarde van maximaal 65 dB(A) wordt gewaarborgd; deze etmaalwaarde heeft betrekking op het geluid van horeca-inrichtingen aan het Stadhuisplein én de Kruiskade, en;

c. uit akoestisch onderzoek blijkt dat binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van een woning of ander geluidsgevoelig object een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd; deze etmaalwaarde heeft betrekking op het geluid van horeca-inrichtingen aan het Stadhuisplein én de Kruiskade."

Artikel 23 van de planregels luidt:

"Ter plaatse van de aanduiding "Overige zone - aandachtsgebied geluid" zijn nieuwe geluidsgevoelige objecten alleen toegestaan, indien:

a. in geval van een nieuwe woning, die woning beschikt over minimaal één geluidluwe gevel of anderszins wordt aangetoond dat in die woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, en;

b. uit akoestisch onderzoek blijkt dat binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van een woning of ander geluidsgevoelig object een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd; deze etmaalwaarde heeft betrekking op het geluid van horeca-inrichtingen aan het Stadhuisplein én de Kruiskade;

c. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing indien met akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit voldaan kan worden in relatie tot het geluid van horeca-inrichtingen aan het Stadhuisplein én de Kruiskade."

Artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit luidt:

"1. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:

a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;

[…]".

Artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit luidt:

"1. In afwijking van de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax vaststellen.

2. Het bevoegd gezag kan slechts hogere waarden vaststellen dan de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, indien binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd.

3. De in het tweede lid bedoelde etmaalwaarde is niet van toepassing indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen.

4. Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen over de plaats waar de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, voor een inrichting gelden.

5. Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen.

6. In afwijking van de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift voor bepaalde activiteiten in een inrichting, anders dan festiviteiten als bedoeld in artikel 2.21, andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax vaststellen. Het bevoegd gezag kan daarbij voorschriften vaststellen met betrekking tot de duur van de activiteiten, het treffen van maatregelen, de tijdstippen waarop de activiteiten plaatsvinden of het vooraf melden per keer dat de activiteit plaatsvindt.

7. Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift bepalen welke technische voorzieningen worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen ter beperking van het geluid als gevolg van werkzaamheden en activiteiten bij een inrichting als bedoeld in artikel 2.17, vijfde lid.

8. De etmaalwaarde die het bevoegd gezag vaststelt op grond van het eerste lid, is niet lager dan 40 dB(A) voor een inrichting:

a. waarop tot het van toepassing worden van dit artikel op die inrichting, het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer, het Besluit detailhandel- en ambachtsbedrijven milieubeheer, het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer, het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer, het Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer, het Besluit jachthavens milieubeheer, het Besluit motorvoertuigen milieubeheer of het Besluit glastuinbouw van toepassing was, en

b. die voor de inwerkingtreding van het in onderdeel a genoemde besluit dat van toepassing was, is opgericht.

9. De etmaalwaarde die het bevoegd gezag vaststelt op grond van het eerste lid is niet lager dan 40 dB(A) voor een inrichting waarop tot 1 januari 2008 het Besluit tankstations milieubeheer of het Besluit tandartspraktijken milieubeheer van toepassing was."