Uitspraak 201902698/1/R3


Volledige tekst

201902698/1/R3.
Datum uitspraak: 1 april 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

de raad van de gemeente Noordenveld,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Herontwikkeling locatie Vluchtheuvel, Norg" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2020, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door W. van Heuveln en E. Mosterman, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde B], gehoord.

Overwegingen

1.    Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Inleiding

2.    Het plangebied betreft het voormalig familierecreatiepark De Vluchtheuvel. Dit park is al jaren niet meer in gebruik. Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van woonzorgvoorzieningen in het plangebied mogelijk. Aan de randen van het plangebied zijn de bestemmingen "Bos" en "Verkeer" toegekend, een vlak aan de zuidwestkant van het plangebied heeft de bestemming "Maatschappelijk - Zorg" gekregen.

Het perceel met de recreatiewoning van [appellant] grenst aan het plangebied. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan omdat hij de strook van 10 m met de bestemming "Bos" tussen zijn woning en het vlak met de bestemming "Maatschappelijk - Zorg" te smal vindt. Hij vreest voor geluidsoverlast.

Toetsingskader

3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Geluidhinder

4.    [appellant] betoogt dat de woonzorgvoorziening te dicht bij zijn recreatiewoning wordt gesitueerd. Het bestemmingsplan maakt het volgens [appellant] mogelijk dat er op 10 m afstand een milieubelastende functie van milieucategorie 2 wordt gerealiseerd. Omdat bij de woonzorgvoorziening buitenactiviteiten zullen plaatsvinden, zal er sprake zijn van geluidsoverlast van de bewoners van de woonzorgvoorziening, aldus [appellant]. De essentie van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering", editie 2009 (hierna: de VNG-brochure) is dat een bestemmingsplan niet mag leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat als gevolg van de toename aan geluidsbelasting. Volgens [appellant] wordt hier niet aan voldaan. Uit de VNG-brochure blijkt dat een recreatiewoning als vorm van verblijfrecreatie is aan te merken als milieugevoelig. Volgens [appellant] kan er geen onderscheid worden gemaakt in de richtafstanden tussen reguliere woningen en recreatiewoningen. Dit blijkt volgens [appellant] ook uit het beleid dat de gemeente Noordenveld hanteert waarbij recreatiewoningen een reguliere woonbestemming kunnen krijgen indien er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

[appellant] meent dat het college had moeten onderzoeken of het bestemmingsplan, gelet op de mogelijke geluidsoverlast, in redelijkheid had kunnen worden vastgesteld. De raad heeft echter nagelaten om een dergelijk onderzoek uit te voeren.

4.1.    De raad stelt dat het bestemmingsplan zorgvoorzieningen toestaat die volgens de systematiek van de VNG-brochure onder milieucategorieën 1 en 2 vallen, waarvoor afstanden van respectievelijk 10 m en 30 m worden geadviseerd. Het voorgaande bestemmingsplan maakte dagrecreatief terrein en daarbij behorende bebouwing mogelijk tot aan de perceelsgrens van [appellant]. De bestemming in het plangebied was toen "Recreatie - Dagrecreatie". In het nieuwe bestemmingsplan wordt tussen de voorziene zorginstelling en de perceelsgrens van [appellant] een bufferzone van 10 m aangehouden, waaraan de bestemming "Bos" is toegekend. Het voorliggende bestemmingsplan is daarmee volgens de raad gunstiger voor omliggende percelen dan het vorige bestemmingsplan, omdat bebouwing 10 m verder vanaf de erfgrens moet worden gebouwd.

De activiteiten die het bestemmingsplan toestaat, zijn volgens de raad in de basis geen activiteiten die veel stemgeluid zullen veroorzaken. Het als zodanig bestemde gebruik zal tot minder stemgeluid leiden dan het gebruik dat op grond van het vorige bestemmingsplan mogelijk was. Onder het voorgaande bestemmingsplan was er sprake van stemgeluid van grote groepen mensen met voornamelijk spelende kinderen. De situatie ten aanzien van stemgeluid zal met dit bestemmingsplan voor de omgeving aanzienlijk verbeteren, omdat het geluid doorgaans zal worden veroorzaakt door kleinere groepen met een kortere verblijfstijd, aldus de raad.

4.2.    Voor het bepalen van de in verband met het aspect geluid aan te houden afstand tussen de voorziene zorginstelling en de recreatiewoning van [appellant] heeft de raad aansluiting gezocht bij de richtafstand die in de VNG-brochure is opgenomen. Tussen partijen is niet in geschil dat het plan zorginstellingen mogelijk maakt die vallen onder milieucategorie 2 van de VNG-brochure en dat hier een richtafstand van 30 m bij hoort. Deze richtafstand geldt niet alleen ten opzichte van een reguliere woning maar ook ten opzichte van een recreatiewoning. Uit de VNG-brochure volgt namelijk dat ook verblijfsrecreatie als milieugevoelig wordt aangemerkt. De raad heeft afgeweken van deze richtafstand onder verwijzing naar het voorheen geldende bestemmingsplan, dat dagrecreatief terrein en daarbij behorende bebouwing mogelijk maakte tot aan de perceelsgrens van de recreatiewoning van [appellant]. De raad heeft door enkel te stellen dat de geluidbelasting op de recreatiewoning van [appellant] als gevolg van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling minder zal zijn dan onder het voorheen geldende planologische regime, niet inzichtelijk gemaakt dat de geluidbelasting die met het bestreden plan bij die recreatiewoning kan worden ondervonden, naar de huidige inzichten vanuit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. Daarom heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling niet toereikend gemotiveerd waarom een afstand van 10 m tussen de voorziene zorginstelling en het perceel met de recreatiewoning van [appellant] voldoende is om geluidhinder bij die woning tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

Het betoog slaagt.

Conclusie

5.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb.

6.    Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 26 weken na verzending van deze tussenuitspraak alsnog:

- met inachtneming van wat is overwogen onder 4.2 toereikend te motiveren waarom een afstand van 10 m tussen de voorziene zorginstelling en het perceel met de recreatiewoning van [appellant] voldoende is om geluidhinder bij die woning tot een aanvaardbaar niveau te beperken, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen. Bij het nemen van een nieuw of gewijzigd besluit zou de raad ervoor kunnen kiezen om alsnog een afstand van 30 m aan te houden tussen de voorziene zorginstelling en het perceel met de recreatiewoning van [appellant];

- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Afdeling 3.4 van de Awb hoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast.

Proceskosten

7.    In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Noordenveld op:

- om binnen 26 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 6 het daar omschreven gebrek in het besluit van de raad van de gemeente Noordenveld van 6 februari 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Herontwikkeling locatie Vluchtheuvel, Norg" te herstellen, en

- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2020

745-944-288.