Uitspraak 201907415/1/A1


Volledige tekst

201907415/1/A1.
Datum uitspraak: 1 november 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van Stichting Stop Geluidsoverlast HSL, gevestigd te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

verzoekster,

en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 augustus 2019 heeft de staatssecretaris aan ProRail B.V. een tijdelijke ontheffing van de naleving van geluidproductieplafonds voor 100 referentiepunten langs de spoorweg van de hogesnelheidslijn HSL-Zuid, tussen Nieuw-Vennep-Rotterdam en Heerjansdam-Hazeldonk verleend.

Tegen dit besluit heeft de Stichting bezwaar gemaakt.

De Stichting heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 oktober 2019, waar de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], vergezeld door [gemachtigde B], en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. E. Koornwinder en A.R. van der Lingen MSc, zijn verschenen. Voorts is ter zitting ProRail B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.

Buiten bezwaren van andere partijen heeft de Stichting een nader stuk in het geding gebracht.

Overwegingen

1.    Op de spoorweg HSL-Zuid zijn geluidproductieplafonds als bedoeld in titel 11.3 van de Wet milieubeheer (hierna: de Wm) van toepassing. Langs de spoorweg bevinden zich referentiepunten waar de vastgestelde maximale geluidproductie vanwege de spoorweg niet mag worden overschreden. ProRail is als beheerder van de spoorweg verantwoordelijk voor de naleving. Zij kan de staatssecretaris op grond van artikel 11.24 van de Wm verzoeken om in verband met bijzondere omstandigheden voor een termijn van ten hoogste vijf jaar ontheffing te verlenen van de verplichting tot naleving van een geluidproductieplafond.

ProRail heeft de staatssecretaris verzocht om een tijdelijke ontheffing van deze verplichting tot naleving van de geluidproductieplafonds voor 100 referentiepunten langs de HSL-Zuid, waaronder referentiepunten langs de noordsectie tussen Nieuw-Vennep en Rotterdam (tussen km 102,0 en km 143,0), die door Lansingerland loopt. Dit in verband met geplande testritten met een nieuw type treinstel, aangeduid als Intercity Nieuwe Generatie (ICNG), waarvan de eerste treinstellen binnenkort zullen worden afgeleverd. De N.V. Nederlandse Spoorwegen (NS) heeft dit nieuwe materieel aangekocht ter uitvoering van afspraken in het kader van de aan haar verleende vervoerconcessie; de ICNG is geschikt voor het rijden op de HSL met snelheden van ten minste 200 km per uur en moet het huidige, minder geschikte materieel op dat spoor gaan vervangen. Het is de bedoeling dat de ICNG in de loop van 2021 in gebruik zal worden genomen. Daaraan voorafgaand zullen testritten met de ICNG moeten worden uitgevoerd en dat kan alleen op de HSL. Deze testritten zullen volgens planning plaatsvinden van december 2019 tot en met december 2022, waarbij het zwaartepunt in 2020 zal liggen. Het totaal aantal uit te voeren testritten is mede afhankelijk van de resultaten van de testritten. Op de noordsectie zullen in 2020 met de ICNG maximaal 1.630 testritten in de dagperiode, en 517 testritten in de nachtperiode (met name in nachten van donderdag op vrijdag, van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag) worden uitgevoerd. Volgens het akoestisch rapport "O-257 Ontheffing testritten ICNG op HSL, Akoestisch onderzoek deelproject" van 11 juli 2019 van Royal HaskoningDHV, dat deel uitmaakt van de aanvraag van ProRail, zullen deze testritten tot gevolg hebben dat de geluidproductieplafonds bij de verschillende referentiepunten die direct bij bewoond gebied van Lansingerland liggen, in de testperiode vanaf 2020 kunnen worden overschreden met waarden die variëren van 0,1 dB tot 0,5 dB. De in december 2019 uit te voeren testritten zullen volgens ProRail nog niet tot overschrijding van de geluidproductieplafonds leiden.

De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een bijzondere omstandigheid en heeft de gevraagde ontheffing van de geluidproductieplafonds voor onder meer de overschrijdingen op de bedoelde referentiepunten verleend voor de jaren 2020, 2021 en 2022.

2.    De Stichting kan zich niet met de verlening van de ontheffing verenigen. Zij heeft daartegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die inhoudt dat niet met het uitvoeren van testritten in de avond- en nachtperiode mag worden begonnen zolang eerder toegezegde geluidwerende maatregelen niet zijn uitgevoerd.

De Stichting brengt naar voren dat inwoners van Lansingerland al sinds de ingebruikname van de HSL-Zuid ernstige geluidhinder ondervinden, omdat de getroffen geluidwerende voorzieningen onvoldoende effect sorteren. Na lang overleg is door de toenmalige staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu toegezegd dat maatregelen zouden worden getroffen om de geluidhinder te verminderen. Hierover is de Tweede Kamer door de toenmalige staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu geïnformeerd bij brief van 1 oktober 2015. De Stichting voert aan dat de toegezegde maatregelen tot op heden nog altijd niet zijn gerealiseerd, zodat inwoners van Lansingerland onverminderd ernstige geluidhinder ondervinden. Zij acht het onaanvaardbaar dat het niettemin wordt toegestaan om de HSL-Zuid te gebruiken voor het uitvoeren van een groot aantal testritten, mede in de avond- en nachtperiode, waardoor de geluidhinder verder zal toenemen. Daar komt volgens de Stichting bij dat de testritten het realiseren van geluidwerende maatregelen op of langs het spoor verder zullen vertragen.

3.    De voorzieningenrechter onderkent dat bij de Stichting weerstand bestaat tegen een intensiever gebruik van de HSL-Zuid door het uitvoeren van een groot aantal testritten, die bovendien deels in de nachtperiode zullen plaatsvinden. De Stichting beoogt te bewerkstelligen dat de staatssecretaris prioriteit geeft aan het realiseren van de toegezegde geluidwerende voorzieningen. De staatssecretaris en ProRail hebben ter zitting naar voren  gebracht dat uitvoering van de toegezegde geluidwerende voorzieningen als bedoeld in de brief van 1 oktober 2015, gelet op het stadium waarin de complexe onderhandelingen met de beoogde uitvoerder zich bevinden, ook nu nog niet op korte termijn valt te verwachten. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de betrokken partijen er zorg voor zullen dragen dat de toezegging zo snel als redelijkerwijs mogelijk is gestand zal worden gedaan.

Dit neemt niet weg dat in dit geding niet ter beoordeling staat of het uitvoeren van testritten op de noordsectie van de HSL-Zuid als zodanig in de gegeven omstandigheden aanvaardbaar is. Uitsluitend ter beoordeling staat of het aangewezen is om een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van de ontheffing van overschrijding van de geldende geluidproductieplafonds, in afwachting van een door de staatssecretaris te nemen besluit op het bezwaar van de Stichting. De voorzieningenrechter ziet daartoe geen aanleiding. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hebben de staatssecretaris en ProRail overtuigend toegelicht dat een zwaarwegend belang bestaat bij het tijdig uitvoeren van de geplande testritten met de ICNG op de HSL-Zuid en dat overschrijding van de geldende geluidproductieplafonds daarbij - in elk geval tot op zekere hoogte - onvermijdelijk is. Het is aan de staatssecretaris om in het te nemen besluit op bezwaar nader in te gaan op de aanvaardbaarheid van de gevolgen van overschrijding van de geldende geluidproductieplafonds voor de inwoners van Lansingerland. De voorzieningenrechter acht de toegelaten mate van overschrijding bij de referentiepunten bij bewoond gebied van Lansingerland niet zodanig hoog, dat dit besluit op bezwaar niet kan worden afgewacht.

4.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.

w.g. Van Altena    w.g. Witsen
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2019

727.