Uitspraak 201809309/1/A2


Volledige tekst

201809309/1/A2.
Datum uitspraak: 30 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:

[appellante], wonend te [woonplaats],

en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2017 heeft de minister een verzoek van [appellante] om nadeelcompensatie afgewezen.

Bij besluit van 27 oktober 2017 heeft de minister het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak gevoegd met zaak nr. 201809299/1/A2 ter zitting behandeld op 30 juli 2019, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde], en de minister, vertegenwoordigd door mr. R.J.A. Soupart en mr. R.J.J. Haans, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.

Overwegingen

1.    Onder de minister worden diens rechtsvoorgangers mede begrepen.

Inleiding

2.    Het tracébesluit weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere van 21 maart 2011, zoals gewijzigd bij de besluiten van 14 september 2011 en 21 maart 2013 (hierna gezamenlijk: het tracébesluit), voorziet onder meer in de aanleg van vijf stroken per rijrichting en een 3 km lange tunnel in de A9 Gaasperdammerweg.

[appellante] heeft op 26 januari 2007 gekocht en is sinds 20 maart 2007 eigenaar van de woning aan het [locatie] te Amsterdam. De woning ligt in de nabijheid van de nieuwe tunnel in de A9 Gaasperdammerweg. [appellante] heeft verzocht om nadeelcompensatie voor schade bestaande uit aantasting van haar woongenot ten gevolge van de werkzaamheden voor de realisering van de tunnel A9 Gaasperdammerweg. Zij heeft veel geluidoverlast ondervonden van het heien van heipalen en het intrillen van damwanden en door de werkzaamheden ontstonden scheuren in de muren van haar huis en grondverzakkingen in haar tuin.

3.    De minister heeft de aanvraag om nadeelcompensatie behandeld met toepassing van de Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Milieu 2014 (hierna: de Beleidsregel). In dat kader heeft hij mr. dr. O.M. te Rijdt (hierna: Te Rijdt) benoemd als deskundige. In het advies van Te Rijdt van 10 maart 2017 is het volgende vermeld. [appellante] heeft verzocht om vergoeding van tijdelijke schade ten gevolge van de uitvoering van het tracébesluit. De gestelde fysieke schade aan de woning en de tuin van [appellante] valt buiten deze nadeelcompensatieprocedure en is daarom in het advies buiten beschouwing gelaten. De uitvoering van de aanleg van de A9 Gaasperdammertunnel verloopt in grote lijnen volgens de planning en dus zoals men van tevoren had kunnen verwachten. Omwonenden hebben ook ten minste enige maanden regelmatig ’s nachts overlast van de werkzaamheden ondervonden. Dit is het gevolg van de keuze om de werkzaamheden in een minder lange periode uit te voeren.

In de Startnotitie Hoofdwegverbinding Schiphol-Almere van december 2004 (hierna: de Startnotitie), die in 2005 ter inzage heeft gelegen, is op pagina 39 vermeld dat voor de A9 Gaasperdammerweg tussen de knooppunten Diemen en Holendrecht ook een variant met een verdiepte ligging zal worden meegenomen. De hinder van de aanleg van een tunnel is niet groter dan van de aanleg van een weg met verdiepte ligging. Op grond van de rechtspraak van de Afdeling komt Te Rijdt tot de conclusie dat [appellante] op grond van de Startnotitie rekening had moeten houden met de kans dat de A9 Gaasperdammerweg verdiept zou worden aangelegd. Zij heeft daarom ten tijde van de koop het risico op nadelige gevolgen van die aanleg actief aanvaard. Te Rijdt heeft geadviseerd de aanvraag om nadeelcompensatie af te wijzen op grond van actieve risicoaanvaarding.

De minister heeft het besluit van 12 mei 2017 in bezwaar gehandhaafd.

Beoordeling van het beroep

4.    [appellante] betoogt dat ten tijde van de aankoop van haar woning alleen bekend was wat in de Startnotitie stond, namelijk dat een weguitbreiding was gepland. Onbekend was toen hoe die weguitbreiding eruit zou zien. De definitieve plannen zijn pas enkele jaren later in het tracébesluit vastgesteld. De Startnotitie is een eerste verkennende studie over de mogelijkheden, kansen en gevaren van te nemen maatregelen. De werkzaamheden aan de A9 Gaasperdammerweg hebben feitelijk vijftig meter dichterbij haar woning plaatsgevonden dan volgens de startnotitie zou gebeuren. Zij kon dit niet voorzien. Zij heeft als burger geen verstand van wegwerkzaamheden en kon daarom niet voorzien wat de realisering van een uitbreiding van de A9 voor haar zou betekenen en hoe lang de werkzaamheden zouden duren. De reconstructie van de A9 Gaasperdammerweg nabij haar woning is een heel groot project, waarvan zij jarenlang erg veel overlast heeft ondervonden. Ten gevolge van de werkzaamheden, waaronder het heien en intrillen, kreeg zij hoge bloeddruk, slaap- en concentratieproblemen en last van oververmoeidheid. De projectorganisatie heeft bewoners in de wijk achter haar woning, verder weg van de A9 Gaasperdammerweg, voordat de hei- en intrilwerkzaamheden startten een bedrag van ongeveer € 25.000,00 per gezin aangeboden om tijdens de overlast tijdelijk ergens anders te kunnen verblijven. Daaruit blijkt dat ook de projectorganisatie vond dat de werkzaamheden een grote impact hebben op de bewoners en dat enige compensatie daarom op zijn plaats is.

4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer bij uitspraak van 11 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:767) is voor het aannemen van voorzienbaarheid niet vereist dat verwezenlijking van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel volledig en onherroepelijk vaststaat of dat de maatregel tot in detail is uitgewerkt of dat de omvang van de nadelige gevolgen met nauwkeurigheid kan worden bepaald. Beslissend is of op het moment van investering, de aankoop van een woning, de mogelijkheid van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel zodanig kenbaar was, dat hiermee bij de beslissing tot investering rekening kon worden gehouden. Dit geldt, zoals de Afdeling evenzeer eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 december 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ5163), ook voor tijdelijke hinder, zoals in deze zaak aan de orde is.

4.2.    [appellante] betwist niet dat zij ten tijde van de koop van haar woning op grond van de Startnotitie kon voorzien dat er plannen bestonden om de A9 Gaasperdammerweg te reconstrueren, waarbij het aantal rijbanen zou worden vergroot en een deel van de rijksweg mogelijk verdiept zou worden aangelegd. Uit de Startnotitie volgt dat de reconstructie een groot project betreft en ingrijpend zal zijn, maar daarin is niets vermeld over de mate en duur van de overlast die omwonenden van de reconstructiewerkzaamheden konden verwachten. Een redelijk denkend en handelend koper kon op grond van de Startnotitie slechts een globale verwachting hebben van de mate en duur van de te verwachten overlast van de reconstructiewerkzaamheden aan de A9 Gaasperdammerweg.

Te Rijdt heeft in de slotopmerking van zijn advies vermeld dat hij zich er terdege van bewust is dat [appellante] al gedurende geruime tijd vaak zeer ernstige hinder ondervindt van de uitvoeringswerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de A9 Gaasperdammertunnel en dat dit op verschillende manieren veel negatieve invloed op het woongenot heeft. Te Rijdt vermeldt op pagina 15 van het advies dat voor de aanleg van de tunnel ongeveer tienduizend heipalen in de grond moesten worden geslagen of getrild. Ter zitting heeft de minister bevestigd dat de heiwerkzaamheden en het intrillen van damwanden tot grote hinder bij de omliggende woningen, waaronder de woning van [appellante], hebben geleid. De minister heeft ter zitting ook bevestigd dat de werkzaamheden gedeeltelijk in de nacht zijn uitgevoerd. Tevens heeft de minister ter zitting bevestigd dat tijdens de werkzaamheden bleek dat een gedeelte van de grond door aanwezig puin harder was dan voorzien, waardoor de hei- en trilwerkzaamheden met meer geluidhinder gepaard gingen. Er is toen gebruik gemaakt van een zogenoemde mantel, waardoor de extra geluidhinder voor ongeveer de helft werd verminderd.

In het besluit van 27 oktober 2017 en in de schriftelijke uiteenzetting heeft de minister vermeld dat de projectorganisatie aan omwonenden, waaronder [appellante], ten tijde van de reconstructiewerkzaamheden wegens de daarmee gepaard gaande hinder een vergoeding heeft aangeboden om tijdelijk elders te kunnen verblijven. [appellante] heeft ter zitting gezegd dat deze vergoeding aan sommige bewoners is aangeboden, maar dat zij niet in aanmerking kwam voor een vergoeding. De minister heeft toegelicht dat de projectorganisatie bepaalde criteria voor het toekennen van de vergoeding hanteerde. De minister kon tijdens de zitting niet bevestigen dat de vergoeding aan alle omwonenden is aangeboden. Hoe dit ook zij, uit de omstandigheid dat de projectorganisatie een aantal omwonenden wegens de grote overlast een vergoeding heeft toegekend om tijdelijk elders te kunnen verblijven, volgt eveneens dat de omwonenden forse overlast hebben ondervonden van het heien van een groot aantal heipalen en het intrillen van groot aantal damwanden.

4.3.    Naar het oordeel van de Afdeling kon [appellante] ten tijde van de koop van haar woning de aard, ernst, omvang en duur van de hinder als gevolg van de reconstructiewerkzaamheden aan de A9 Gaasperdammerweg met zich zouden brengen niet in volle omvang voorzien. Zo kon [appellante] niet voorzien dat de funderingswerkzaamheden het heien van 10.000 heipalen en het intrillen van 1.800 damwandprofielen over een periode van ongeveer anderhalf jaar zou omvatten, dat ook ’s nachts zou worden doorgewerkt en dat het werkterrein nabij haar woning zou worden gesitueerd, waarbij bestaande bosschages tussen de woning en de A9 Gaasperdammerweg zouden worden gekapt. Ook de extra geluid- en trillinghinder die ontstond door de grote hoeveelheid puin in de ondergrond, kon [appellante] niet voorzien. In het advies van Te Rijdt is ten onrechte geen onderscheid gemaakt tussen de voorzienbaarheid van het project en de voorzienbaarheid van de mate en de ernst van de hinder die van de realisering van het project zou kunnen worden ondervonden. De minister mocht dit advies daarom niet aan het besluit van 27 oktober 2017 ten grondslag leggen.

Het betoog slaagt.

Conclusie

5.    Het voorgaande leidt tot de conclusie dat aan het besluit van de minister van 27 oktober 2017 een gebrek kleeft.

Definitieve beslechting van het geschil

6.    Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De Afdeling ziet, in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil, aanleiding de minister op de voet van deze bepaling op te dragen het gebrek in het besluit van 27 oktober 2017 binnen dertien weken na verzending van deze tussenuitspraak te herstellen door het besluit alsnog toereikend te motiveren en zo nodig te wijzigen, met inachtneming van de volgende aanwijzingen.

De minister dient nader advies van een deskundige in te winnen. In het advies dient de deskundige in ieder geval in te gaan op de hoogte van de schade wegens gederfd woongenot door de reconstructiewerkzaamheden aan de A9 Gaasperdammerweg en op de vraag welk gedeelte van de schade voor vergoeding in aanmerking komt. Daarbij zal de deskundige naar verwachting ingaan op de mate van voorzienbaarheid en op de vraag welk gedeelte van de schade onder het normaal maatschappelijk risico valt.

Proceskosten en griffierecht

7.    De Afdeling beslist in de einduitspraak over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

draagt de minister van Infrastructuur en Waterstaat op om binnen dertien weken na de verzending van deze tussenuitspraak:

a.    met inachtneming van de overwegingen ervan het gebrek in het besluit van 27 oktober 2017 te herstellen, en

b.    [appellante] en de Afdeling de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en dit ook aan de Afdeling te zenden.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. E.A. Minderhoud en mr. B.J. Schueler, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.

w.g. Van Altena    w.g. Oranje
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2019

507.