Wetsvoorstel screening kennisveiligheid
Brief van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van 21 mei 2025 aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met een reactie op een consultatieverzoek over het wetsvoorstel screening kennisveiligheid.
Den Haag, 21 mei 2025
Aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
de heer E.E.W. Bruins
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
Betreft: consultatiereactie wetsvoorstel screening kennisveiligheid
Excellentie,
Op 14 april 2025 heeft u de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de mogelijkheid geboden om te reageren op het wetsvoorstel screening kennisveiligheid.
Het wetsvoorstel introduceert een preventieve screening voor individuele onderzoekers en studenten die aan Nederlandse kennisinstellingen toegang kunnen krijgen tot sensitieve technologie. Het wetsvoorstel regelt in artikel 22 dat beroep in eerste en enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State openstaat tegen het screeningsbesluit.
De Afdeling bestuursrechtspraak merkt op dat in het wetsvoorstel gekozen is voor beroep in één instantie. Hiermee wordt een uitzondering gemaakt op het uitgangspunt van beroep in twee instanties dat in de Algemene wet bestuursrecht is neergelegd en waarmee kwaliteit van de rechtspraak in de gehele keten gewaarborgd wordt. Deze uitzondering vindt zijn grondslag in de gewenste snelheid van de procedure waarmee screeningsplichtigen een finale rechtelijke uitspraak tegemoet kunnen zien. Voordat de screeningsplichtigen kunnen beginnen aan (een onderdeel van) een studie of onderzoek in Nederland hebben ze een positief screeningsbesluit nodig. De Afdeling bestuursrechtspraak kan dat standpunt in deze categorie zaken in beginsel volgen.
Het wetsvoorstel zal kunnen leiden tot meer procedures bij de Afdeling bestuursrechtspraak en daarmee tot een taakverzwaring waarvan de omvang thans niet kan worden ingeschat. Mocht echter sprake zijn van een betekenisvolle toename van de inzet van medewerkers en staatsraden, dan dient te worden bezien welke aanvullende middelen aan de Afdeling worden verstrekt om in staat te zijn de beroepen binnen redelijke termijn af te handelen.
Ik vertrouw erop u met deze reactie op uw consultatieverzoek van dienst te zijn geweest.
Hoogachtend,
de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State,
mr. R. Uylenburg