Staatssecretaris mocht instemmen met oliewinning uit olieveld Rotterdam tot 2035
De toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft in 2022 mogen instemmen met het winningsplan ‘Rotterdam’. Hierdoor mag de Nederlandse Aardolie Maatschappij tot en met 2035 olie winnen uit het olieveld Rotterdam. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van vandaag (19 februari 2025).
Olieveld Rotterdam
De NAM wint sinds 1984 aardolie uit olieveld Rotterdam, dat grotendeels onder de gemeente Rotterdam ligt. Oliewinning vindt plaats op grond van een winningsplan waarmee de staatssecretaris moet instemmen. Een winningsplan bevat informatie over de wijze en de geschatte omvang van de winning, de effecten daarvan op de bodembeweging en de risico’s. Het instemmingsbesluit in deze zaak gaat over een geactualiseerd winningsplan. De reden voor het actualiseren is dat de NAM langer wil doorgaan met de oliewinning (tot 2050) en het productievolume wil vergroten. De staatssecretaris stemde in met dit winningsplan, maar wel met de beperking dat oliewinning niet tot 2050, maar tot en met 2035 mag plaatsvinden.
Bezwaren
Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, een scheepswerf en enkele inwoners van Rotterdam zijn het niet eens met de instemming van de staatssecretaris en kwamen hiertegen in beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Zij vinden dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van bodemdaling door de oliewinning, dat de winning van olie op gespannen voet staat met de landelijke klimaatambities en de energietransitie en dat toekomstige geothermieprojecten hierdoor worden bemoeilijkt.
Uitspraak
Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak slagen deze bezwaren niet. Zo heeft de staatssecretaris op basis van gegeven adviezen de maximale verwachte extra bodemdaling aanvaardbaar mogen achten, omdat de daling gering is, geleidelijk en gelijkmatig plaatsvindt en naar verwachting niet tot schade aan gebouwen leidt. Ook had de staatssecretaris de instemming niet hoeven weigeren in het belang van het planmatig beheer en gebruik van delfstoffen. De minister heeft ingestemd met oliewinning tot en met 2035 in plaats van tot 2050, zoals de NAM heeft aangevraagd. Volgens de minister roept het toestaan van oliewinning tot 2050 vragen op in relatie tot de energietransitie en de noodzaak van fossiele brandstoffen op de langere termijn. Maar op dit moment spelen fossiele brandstoffen nog een essentiële rol in de Nederlandse energievoorziening. Als de Nederlandse olievraag is verdwenen is de oliewinning mogelijk niet meer in overeenstemming met een planmatig beheer van de ondergrond. Daarom heeft de minister de instemming met het winningsplan beperkt tot en met 2035.

Lees hier de hele uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak.