Europees Hof van Justitie beantwoordt vragen over ‘derdelanders’ uit Oekraïne

Gepubliceerd op 19 december 2024

Het Hof van Justitie in Luxemburg heeft in een arrest van vandaag (19 december 2024) antwoord gegeven op zogenoemde prejudiciële vragen over zogeheten derdelanders uit Oekraïne. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelde deze vragen in april van dit jaar, omdat zij van het Europese Hof wilde weten op welk moment de onverplicht geboden tijdelijke bescherming aan derdelanders eindigt.

Achtergrond

Op 17 januari 2024 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak dat uit de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming volgt dat de tijdelijke bescherming van derdelanders eindigt op 4 maart 2024. Dit in tegenstelling tot de tijdelijke bescherming van Oekraïners, staatlozen en mensen met andere nationaliteiten die in Oekraïne asiel of een permanente verblijfsvergunning hadden. Dit komt omdat de staatssecretaris besloten had sinds juli 2022 geen tijdelijke bescherming meer te verlenen aan derdelanders die een tijdelijke verblijfsvergunning hadden in Oekraïne. Zij vallen naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak als gevolg daarvan niet onder het besluit van de Raad van de Europese Unie van oktober 2023 dat de tijdelijke bescherming verlengt tot en met 4 maart 2025. Enkele rechtbanken hebben in rechtszaken over terugkeerbesluiten deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak ter discussie gesteld. Zij hebben zich toen opnieuw gebogen over de vraag per wanneer de tijdelijke bescherming voor deze derdelanders eindigt. Dit vormde mede aanleiding voor de Afdeling bestuursrechtspraak om hierover prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie.

Prejudiciële vragen

De Afdeling bestuursrechtspraak spitste haar vragen toe op de uitleg van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming: moeten derdelanders met een tijdelijk verblijf in Oekraïne aan wie door de toenmalige staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vrijwillig tijdelijke bescherming is geboden, net zolang bescherming krijgen als Oekraïners, staatlozen en derdelanders met een permanent verblijf aan wie verplicht tijdelijke bescherming is geboden? Of kan deze bescherming eerder worden beëindigd als een EU-lidstaat dat wil?

Arrest Hof van Justitie

Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van vandaag op deze prejudiciële vragen geantwoord. Volgens het Hof kan een EU-lidstaat de tijdelijke bescherming aan de derdelanders die geen permanent verblijf hadden in Oekraïne, eerder beëindigen dan voor Oekraïners, staatlozen en derdelanders met een permanent verblijf aan wie verplicht tijdelijke bescherming is geboden. Het Hof komt tot dit oordeel, omdat het gaat om een zogenoemde facultatieve bescherming. Dit betekent dat een EU-lidstaat niet verplicht is om aan die groep bescherming te bieden, maar hij mag dat wel doen. Dat betekent ook dat een EU-lidstaat geboden bescherming eerder mag beëindigen dan voor de groepen die hij verplicht tijdelijke bescherming moeten bieden.

Voortzetting behandeling

Met dit antwoord van het Hof van Justitie is nog geen einde gekomen aan de procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Zij had de behandeling van de zaak geschorst in afwachting van het antwoord van het Hof in Luxemburg. Nu het Europese Hof de prejudiciële vragen heeft beantwoord, zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van deze zaak voortzetten en later een definitieve uitspraak doen.


Lees de hele tekst van het arrest van het Hof van Justitie in Luxemburg.