Aanleg van de tweede Coentunnel mag doorgaan

Gepubliceerd op 3 december 2008

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de beroepen tegen de tracébesluiten "Capaciteitsuitbreiding Coentunnel" en "Capaciteitsuitbreiding Coentunnel-2008" van de minister van Verkeer en Waterstaat ongegrond verklaard. De tracébesluiten maken de aanleg van de tweede Coentunnel mogelijk. Onder meer de vereniging Milieudefensie en enkele inwoners van Oostzaan verzetten zich tegen beide tracébesluiten en gingen in beroep bij de Raad van State.

Hun voornaamste bezwaren tegen de tracébesluiten hebben betrekking op de noodzaak van de aanleg, de gehanteerde verkeersprognoses en de onderzoeken naar en de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Volgens Milieudefensie en de inwoners is de noodzaak van de aanleg van de tweede Coentunnel niet aangetoond en is de minister bij het uitvoeren van verkeersprognoses van onjuiste gegevens uitgegaan. Daardoor zouden de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet duidelijk zijn. Ook de onderzoeken zelf naar de luchtkwaliteit zijn niet goed uitgevoerd, aldus Milieudefensie en de inwoners. Zij vrezen dat de luchtkwaliteit in het gebied zal verslechteren door een toename van de uitstoot van fijn stof en stikstofdioxide. Op al deze punten stelt de Raad van State hen nu in het ongelijk.

Het gevolg van deze uitspraak is dat de aanleg van de tweede Coentunnel definitief doorgang kan vinden. De minister heeft echter aangegeven de tweede Coentunnel niet in gebruik te zullen nemen totdat er planologische zekerheid bestaat over de aanleg van de Westrandweg, waarvoor een apart tracébesluit is genomen, omdat de aanleg van die weg onontbeerlijk is voor een goede verkeersafwikkeling bij de Coentunnel.

Tegen de uitspraak van de Raad van State is geen hoger beroep mogelijk. Lees hier de volledige tekst van de uitspraak.