Verruiming en verdieping Westerschelde mag doorgaan

Gepubliceerd op 13 januari 2010

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van vandaag (13 januari 2010) de bezwaren tegen het tracébesluit en drie uitvoeringsvergunningen ongegrond verklaard. Dit betekent dat de verruiming en verdieping van de Westerschelde mag doorgaan.

Om de Westerschelde te kunnen verruimen en te verdiepen, hebben de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de minister van VROM in juli 2008 een zogenoemd tracébesluit genomen. Ter uitvoering van dit tracébesluit is in april 2009 vervolgens een aantal vergunningen verleend.

De Belgische eigenaar van de Hedwigepolder is in beroep gekomen tegen zowel het tracébesluit als tegen de vergunning om te ontgronden, de vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken en de natuurbeschermingswetvergunning. Hij vreest vooral dat zijn haventje bij de Hedwigepolder zal dichtslibben. Ook zou het slib de natuurwaarden van het 'Verdronken Land van Saeftinghe' aantasten. De Vereniging van Zandwinners en een agrariër uit Oudelande zijn alleen in beroep gekomen tegen het tracébesluit. Volgens de agrariër zou het tracébesluit nadelige gevolgen hebben voor het natuurgebied 'Westerschelde en Saeftinghe'. De vereniging vreesde voor de zandwinningsmogelijkheden in de Westerschelde.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de gevolgen van de verruiming en de verdieping van de Westerschelde voor het beschermde natuurgebied niet zó onzeker zijn, dat de staatssecretaris en de minister in juli 2008 hadden moeten afzien van de vaststelling van het tracébesluit. De gevolgen voor het natuurgebied zijn daarna gedetailleerd onderzocht in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning. Uit dat onderzoek blijkt volgens de Raad van State dat de verruiming van de vaargeul ‘niet een zodanig slibtransport tot gevolg heeft dat daardoor natuurwaarden in het Verdronken Land van Saeftinghe worden aangetast’. Daarnaast is ‘niet aannemelijk gemaakt dat verruiming van de vaargeul leidt tot een achteruitgang van de waterkwaliteit die aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Westerschelde met zich brengt’. Verder acht de Raad van State de vrees van de Vereniging van Zandwinners ongegrond dat het tracébesluit zal leiden tot een afname van de zandwinningsmogelijkheden.

Op 28 juli 2009 oordeelde de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak in een voorlopige uitspraak dat in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak niet kon worden gestart met het verruimen en verdiepen van de vaargeul. De bezwaren die de milieuorganisaties Zeeuwse Milieufederatie, de Vogelbescherming, de stichting Het Zeeuwse Landschap en de Vereniging Natuurmonumenten in die procedure hadden aangevoerd, gaven de Voorzitter toen aanleiding om de natuurbeschermingswetvergunning te schorsen. Kort voor de behandeling van de hoofdzaak op de zitting van 18 december jl. hebben al deze milieuorganisaties hun beroepen ingetrokken. Door deze intrekkingen was een groot aantal bezwaren tegen de natuurbeschermingswetvergunning niet langer aan de orde in het door de Raad van State te behandelen beroep.

Er zijn nu geen juridische belemmeringen meer voor het kabinet om de vaargeul van de Westerschelde te verruimen en te verdiepen. Het gaat om het gehele traject dat in Nederland ligt en zich uitstrekt over 66 kilometer. Het traject begint bij de Belgisch/Nederlandse grens en eindigt in de buurt van Vlissingen.

Lees hier de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummers 200806565/1, 200903364/1, 200903365/1 en 200903367/1.

Vertegenwoordigers van de media kunnen voor meer informatie contact opnemen met afdeling persvoorlichting van de Raad van State: 070 - 426 4812.

Ga naar het overzicht met de belangrijkste momenten in de juridische procedure over de Westerschelde bij de Raad van State.