Raad van State vernietigt koninklijk besluit in zaak Landsbanki

Gepubliceerd op 22 april 2009

De regering had de besluiten van onder meer de provincie Noord-Holland en enkele gemeenten tot het voeren van een incasso-kort geding tegen de IJslandse bank Landsbanki niet mogen vernietigen op grond van de motivering die zij daarvoor heeft gegeven. Dit volgt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (22 april 2009). Het vernietigingsbesluit van de regering maakte het voor de betrokken bestuursorganen onmogelijk om via de rechter hun vorderingen op Landsbanki te verhalen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de hoogste algemene bestuursrechter, is van oordeel dat de regering in het vernietigingsbesluit de betrokken belangen niet heeft afgewogen en dat het besluit niet deugdelijk is gemotiveerd.

De provincie Noord-Holland, diverse gemeenten en openbare lichamen hebben voor in totaal € 145 miljoen aan deposito's uitstaan bij Landsbanki. Toen Landsbanki eind vorig jaar in de problemen was komen te verkeren, hebben de bestuursorganen conservatoir beslag gelegd op buitenlandse tegoeden van Landsbanki. Begin november 2008 hebben zij zogenoemde procesbesluiten genomen om via de burgerlijke rechter de beslagen te kunnen uitwinnen. De regering vernietigde een week later deze procesbesluiten, omdat deze in strijd zouden zijn met het algemeen belang. De poging van de medeoverheden om via een eigen, zelfstandige procedure gelden van Landsbanki terug te krijgen, vormde volgens de regering een rechtstreekse inbreuk op het vertrouwelijke en diplomatieke overleg met de IJslandse overheid en zou de belangen van de spaarders schaden. De betrokken bestuursorganen stelden vervolgens beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak, onder meer omdat het koninklijk besluit hen de toegang tot de burgerlijke rechter belemmert.

De Afdeling bestuursrechtspraak stelt in haar uitspraak voorop dat de grondwettelijke bevoegdheid tot 'spontane vernietiging' een bestuurlijk instrument is van de centrale overheid om de staatsrechtelijke taakverdeling tussen de verschillende bestuurslagen te bewaken. Zeker wanneer, zoals hier, wordt ingegrepen op grond van het algemeen belang en dit ingrijpen onderworpen is aan parlementair toezicht, moet de rechter het vernietigingsbesluit van de regering met grote terughoudendheid toetsen. Dit neemt niet weg dat de wetgever beroep op de Afdeling bestuursrechtspraak heeft opengesteld en de Afdeling bestuursrechtspraak dus wel inhoud aan die toetsing moet geven.

In de uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak vervolgens overwogen dat de aanwending van de bevoegdheid tot spontane vernietiging door de regering een laatste redmiddel is dat als zeer ingrijpend kan worden ervaren. Daarom mag worden gevergd dat de regering de gronden daarvoor volledig en begrijpelijk in het vernietigingsbesluit uiteenzet en dat die motivering er blijk van geeft dat de relevante belangen zijn meegewogen. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak geeft het vernietigingsbesluit van de regering "er geen blijk van dat de inbreuk die is gemaakt op de rechtszekerheid van de bestuursorganen om toegang tot een rechter te hebben, in de besluitvorming is meegewogen". De Afdeling bestuursrechtspraak acht dit belang zeer zwaarwegend, omdat deze rechtszekerheid essentieel is in een democratische rechtsstaat.

Het vernietigingsbesluit voldoet naar het oordeel van de hoogste bestuursrechter ook overigens niet aan de zware motiveringseisen die daaraan mochten worden gesteld. De motivering is uiterst summier en op onderdelen niet begrijpelijk of kennelijk onjuist. Hoewel de regering in de procedure naar voren heeft gebracht dat de procesbesluiten een gevaar voor de financiële stabiliteit en het belang van goede internationale betrekkingen opleveren, is niet duidelijk geworden of en in hoeverre de regering deze elementen daadwerkelijk bij de besluitvorming heeft betrokken. Dat geldt ook voor het vermeende risico dat de IJslandse regering als gevolg van een gerechtelijke procedure tegen Landsbanki de afspraken in het zogenoemde Memorandum of Understanding niet zou nakomen. Niet zozeer de spaarders, maar voornamelijk de Staat had een groot belang bij uitvoering van die afspraken. Dat financiële belang van de Staat is als algemeen belang aan te merken. De regering heeft echter niet gemotiveerd waarom dit algemeen belang zwaarder zou moeten wegen dan het belang dat de bestuursorganen hadden bij het voeren van een procedure bij de burgerlijke rechter. Dat financiële belang is ook als algemeen belang aan te merken en relatief ook zwaarwegend, aldus de hoogste bestuursrechter.

Tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Klik hier voor de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummer 200809196/1.

Vertegenwoordigers van de media kunnen voor meer informatie contact opnemen met de afdeling persvoorlichting van de Raad van State: 070 - 426 45 20.