Milieuvergunning voor het nieuwe voetbalstadion in Den Haag wordt niet geschorst

Gepubliceerd op 18 oktober 2005

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bepaald dat de milieuvergunning voor het nieuwe voetbalstadion van ADO Den Haag niet wordt geschorst. Dit blijkt uit een uitspraak die de Raad van State vandaag (18 oktober 2005) heeft gepubliceerd.

Onder andere de Stichting Stedebouw en Stadsherstel en de Wijkvereniging Oud Voorburg hadden om schorsing gevraagd. Tegen de milieuvergunning loopt nog een beroepsprocedure bij de Raad van State. Over enkele maanden zal de Raad van State een definitieve uitspraak doen of de milieuvergunning voor het nieuwe voetbalstadion in stand kan blijven. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de milieuvergunning op 25 juli jl. verleend, nadat de Raad van State een eerdere milieuvergunning in januari van dit jaar had vernietigd.

Tegenstanders van de milieuvergunning hebben beroep aangetekend tegen de nieuwe vergunning, omdat zij onder meer verslechtering van de luchtkwaliteit vrezen. In afwachting van de definitieve uitspraak in de beroepsprocedure hebben zij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om de milieuvergunning in de tussentijd te schorsen. Een verzoek dat vandaag in een voorlopige uitspraak is afgewezen. De milieuvergunning voor het voetbalstadion wordt getoetst aan het nieuwe "Besluit luchtkwaliteit 2005" dat dit jaar in werking is getreden. Een vergunning kan op grond van deze nieuwe regeling worden verleend als door het autoverkeer van en naar het voetbalstadion de luchtkwaliteit ter plaatse niet verslechtert.

Uit een deskundigenrapport van TNO leidt de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak af dat het extra verkeer dat op het voetbalstadion zal afkomen, vlak naast de dichtstbijzijnde rijbaan geen reëel effect zal hebben op de bestaande luchtkwaliteit. Midden op de rijbaan is er wel sprake van een gering effect, maar als het midden van de rijbaan bij dit soort projecten als uitgangspunt wordt genomen, kan nagenoeg in geen enkel geval aan de eisen van het “Besluit luchtkwaliteit 2005” worden voldaan. Daar hoeft dan ook volgens de geldende meetvoorschriften niet te worden gemeten. Dat zou een zinvolle toepassing van het “Besluit luchtkwaliteit 2005” en de Europese richtlijn waar deze regeling op is gebaseerd, op voorhand onmogelijk maken.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak acht het dan ook aannemelijk dat de concentratie van zwevende deeltjes in de buitenlucht als gevolg van de uitstoot van het extra verkeer dat is te verwachten met de aanwezigheid van het nieuwe voetbalstadion, per saldo gelijk blijft. De milieuvergunning hoeft, in afwachting van een definitieve uitspraak van de Raad van State, dan ook niet te worden geschorst.

Klik hier voor de volledige tekst van de voorlopige uitspraak met zaaknummer 200507534/2.