Burgemeester Winschoten mocht Circus Herman Renz vergunning niet weigeren

Gepubliceerd op 26 augustus 2009

De burgemeester van Winschoten mocht Circus Herman Renz geen vergunning weigeren op grond van dierenwelzijnregels in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Winschoten. Dat heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een uitspraak van vandaag (26 augustus 2009) bepaald.

In maart 2007 vroeg Circus Herman Renz aan de burgemeester van Winschoten een vergunning aan voor het speelseizoen 2007. De burgemeester weigerde de vergunning omdat hij twijfelde aan het welzijn van de wilde circusdieren. Hij deed dat op grond van de APV van Winschoten waarin is geregeld dat de burgemeester een vergunning mag weigeren in het belang van het welzijn van dieren.

De rechtbank in Groningen heeft in oktober 2008 Circus Herman Renz en de Vereniging van Nederlandse Circus Ondernemingen in een eerder beroep tegen de weigering in het gelijk gesteld. Volgens de rechtbank regelt de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren het dierenwelzijn volledig en mogen in een APV geen extra regels worden opgenomen voor dierenwelzijn. De burgemeester had de vergunning daarom niet op grond van de APV mogen weigeren, aldus de rechtbank.

Zowel de burgemeester als Circus Herman Renz en de vereniging zijn tegen de uitspraak in hoger beroep gekomen bij de Raad van State. De burgemeester vindt dat hij de vergunning wél op grond van de APV mocht weigeren. De Raad van State oordeelt nu dat het hoger beroep van de burgemeester niet slaagt en bevestigt dat de rechtbank een juiste uitspraak heeft gedaan. Volgens de Raad van State hebben Circus Herman Renz en de vereniging geen belang meer bij een beoordeling van hun bezwaren, omdat de weigering van de vergunning door de uitspraak van de rechtbank al van de baan is.

Lees hier de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummer 200808846/1.