Eritrese asielzoekers lopen reëel risico op onmenselijke behandeling bij militaire dienstplicht

Gepubliceerd op 20 juli 2022

In een uitspraak van vandaag (20 juli 2022) oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat Eritreeërs die het militaire onderdeel van de nationale dienstplicht moeten vervullen een reëel risico lopen op een onmenselijke behandeling. Dat is een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De staatssecretaris moet hier rekening mee houden bij zijn beslissing over asielaanvragen van Eritreeërs voor wie dit geldt.

Achtergrond

De aanleiding voor deze uitspraak is een zaak van een Eritrese man. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wees zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning af. De man vreest echter dat hij de nationale dienstplicht moet vervullen als hij naar Eritrea moet. De nationale dienstplicht in Eritrea bestaat uit een civiel en een militair onderdeel. De man meent dat hij een grote kans heeft om het militaire onderdeel te moeten vervullen, omdat hij jong is, analfabeet en nauwelijks is opgeleid. Hij bezit geen speciale vaardigheden die hem geschikt maken voor het civiele onderdeel van de dienstplicht.

Geen gewone militaire dienstplicht

Het karakter van de nationale dienstplicht in Eritrea wijkt af van wat daar in andere landen veelal onder wordt verstaan. Uit openbare bronnen blijkt dat dienstplichtigen die zijn ingedeeld in het militaire onderdeel te maken kunnen krijgen met extreem zware werk- en leefomstandigheden. Ook is er een gebrek aan basisvoorzieningen, is sprake van zware fysieke training of arbeid, zeer ernstige lijfstraffen en detentie onder schrijnende omstandigheden. Commandanten hebben bijna onbeperkte macht over hun onderschikten en handelen vaak willekeurig. De dienstplicht duurt in Eritrea officieel achttien maanden, maar wordt vaak verlengd voor onbepaalde tijd. Het komt voor dat de dienstplicht tien jaar of zelfs nog langer duurt.

Militair onderdeel lijdt tot reëel risico op schending artikel 3 van het EVRM

De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt op basis van informatie uit openbare bronnen dat de omstandigheden waaronder het militaire onderdeel van de nationale dienstplicht moet worden vervuld zo ernstig zijn, dat de Eritrese man een reëel risico loopt op foltering of onmenselijke of vernederende behandeling. Dat is in strijd met artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris moet hier rekening mee houden bij zijn beslissing over asielaanvragen voor Eritreeërs voor wie dit geldt. Hij zal daarom een nieuw besluit moeten nemen op de asielaanvraag van de man.


Lees hier de volledige uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak met zaaknummer 202101479/1. Zie ook de uitspraak met zaaknummer 202102948/1 in een vergelijkbare zaak die gelijktijdig op zitting werd behandeld.