Uitspraak 202101479/1/V2


Volledige tekst

202101479/1/V2.
Datum uitspraak: 20 juli 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 10 februari 2021 in zaak nr. NL20.19139 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 8 oktober 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw afgewezen.

Bij uitspraak van 10 februari 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de staatssecretaris zich nader uitgelaten.

De vreemdeling heeft daarop gereageerd en ook een nader stuk ingediend.

De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaak nr. 202102948/1/V2 (ECLI:NL:RVS:2022:2018) ter zitting behandeld op 7 maart 2022, waar de vreemdeling, bijgestaan door mr. W.N. van der Voet, advocaat te Delft, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M.M. van Asperen en mr. M.M. Favier, beiden advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       De vreemdeling heeft de Eritrese nationaliteit. Hij heeft vanaf zijn geboorte tot aan zijn vertrek naar Nederland in een vluchtelingenkamp in Soedan verbleven. De vreemdeling heeft nooit in Eritrea verbleven. In de aangevallen uitspraak volgt de rechtbank het standpunt van de staatssecretaris dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat iedereen die de dienstplicht in Eritrea moet vervullen het risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.

2.       Deze uitspraak gaat over de wijze waarop de nationale dienstplicht in Eritrea is vormgegeven en over de vraag of bij de vervulling daarvan een reëel risico bestaat op een behandeling in strijd met het bepaalde in artikel 3 en/of artikel 4 van het EVRM. In het eerste deel van deze uitspraak wordt op basis van informatie uit openbare bronnen ingegaan op relevante aspecten van de Eritrese nationale dienstplicht. In het tweede deel van de uitspraak bespreekt de Afdeling de tweede grief die gaat over de nationale dienstplicht. De Afdeling zet in dit deel uiteen wat zij afleidt uit de openbare bronnen en wat dit betekent voor het door de vreemdeling gestelde risico op ernstige schade.

3.       Alle bij deze uitspraak betrokken stukken zijn vermeld in de bijlagen van de uitspraak. Deze bijlagen maken deel uit van de uitspraak. De Afdeling verwijst in bijlage 1 uit het oogpunt van overzichtelijkheid, naar vindplaatsen uit een beperkt aantal bronnen. Dit betekent niet dat de Afdeling niet alle overgelegde bronnen bij haar overwegingen heeft betrokken (zie: bijlage 2). De informatie daaruit wijkt echter in de kern niet af van de informatie uit de bronnen in bijlage 1.

4.       De Afdeling zal bij de beoordeling van het hoger beroep, behalve de door de partijen in deze zaak ingeroepen bronnen, ook de bronnen betrekken waar de partijen zich in de andere - gelijktijdig met deze zaak - ter zitting behandelde zaak op hebben beroepen. Ook als de bronnen dateren van na de aangevallen uitspraak. Dit doet zij omwille van de rechtsontwikkeling, de rechtszekerheid en de actualiteitswaarde van de uitspraak voor de behandeling van asielzaken van vreemdelingen die stellen bij terugkeer naar Eritrea nog de dienstplicht te moeten vervullen.

Deel I: Algemene informatie over de nationale dienstplicht

Doelstellingen

5.       De doelstellingen van de nationale dienstplicht ('Hagerawi Agelglot') in Eritrea zijn verwoord in artikel 5 van de Proclamation on National service No. 82/1995 (hierna: de Proclamatie, zie: bijlage 3). Die doelstellingen zijn niet slechts het vestigen van een sterke defensiemacht om het land te verdedigen, maar ook het opvoeden van de volgende generaties Eritreeërs, het bijbrengen van nationale trots en de ontwikkeling van de economie en welvaart. (noot 1; de in deze uitspraak genoemde noten zijn te vinden in bijlage 1).

Dienstplichtigen

6.       Alle Eritrese burgers, zowel mannen als vrouwen, in de leeftijd van 18 tot en met 50 jaar zijn verplicht de nationale dienstplicht te vervullen (artikel 6 van de Proclamatie). De nationale dienstplicht bestaat zowel uit een actieve dienstplicht als een reservedienstplicht. Alle Eritrese burgers in de leeftijd van 18 tot en met 40 jaar zijn verplicht de actieve dienstplicht te vervullen (artikel 8 van de Proclamatie). In de praktijk komt het ook voor dat minderjarigen worden gerekruteerd. (noot 2) Na het vervullen van de actieve dienstplicht rust er ook nog een reservedienstplicht op Eritreeërs tot en met de leeftijd van 50 jaar (artikel 23 van de Proclamatie). Die leeftijdsgrens kan worden verhoogd in een geval van algemene mobilisatie voor dienstplichtigen met speciale kwalificaties of leidinggevende capaciteiten (artikel 31, eerste lid van de Proclamatie). Eritreeërs in de reservedienst kunnen in noodsituaties gehouden zijn om het reguliere leger te versterken en defensieve taken uit te voeren (artikel 25 van de Proclamatie). Deze uitspraak heeft alleen betrekking op de omstandigheden waaronder de actieve dienstplicht moet worden vervuld.

7.       De nationale dienstplicht geldt niet voor personen die hebben meegevochten tijdens de onafhankelijkheidsstrijd in Eritrea (artikel 12 van de Proclamatie). Zij worden wel aangeduid als 'freedom fighters'. Daarnaast kent de Proclamatie een aantal juridische vrijstellingsmogelijkheden. Personen die tijdelijke gezondheidsproblemen hebben of toestemming hebben een studie te volgen, zijn voor een beperkte periode vrijgesteld van de actieve dienstplicht (artikel 14 van de Proclamatie). Verder kunnen Eritreeërs met een beperking zoals invaliditeit, blindheid of psychische problemen volledig worden vrijgesteld (artikel 15 van de Proclamatie). Daarnaast blijkt uit openbare bronnen dat er ook bepaalde groepen zijn die in de praktijk de nationale dienstplicht soms niet hoeven te vervullen. (noot 3) Dat komt het meest voor bij vrouwen die zwanger zijn of een kind hebben, hoewel die vaak slechts worden uitgezonderd van het vervullen van militaire activiteiten. Getrouwde vrouwen worden soms ook uitgezonderd. Ook moslimvrouwen uit bepaalde landelijke gebieden, leden van nomadenstammen en de etnische groep Rashaida en religieuze functionarissen en studenten van religieuze opleidingen hoeven de dienstplicht niet altijd te vervullen. Echter, de autoriteiten passen de hiervoor genoemde juridische en feitelijke vrijstellingen niet consistent toe; er bestaat uiteenlopend beleid bij de bevoegde autoriteiten. (noot 4) Dit heeft te maken met het feit dat Eritrea geen rechtsstaat is. (noot 5) Het is dan ook moeilijk om betrouwbare informatie te krijgen over het verlenen van vrijstellingen. Daarbij lijkt ook sprake van een zekere mate van willekeur. Personen uit de groepen die in de praktijk soms worden uitgezonderd, hebben daarom veelal geen zekerheid dat zij de dienstplicht niet hoeven te vervullen. (noot 6)

Rekrutering

8.       Er bestaan verschillende manieren waarop dienstplichtigen worden gerekruteerd. (noot 7) De reguliere manier van rekrutering vindt plaats via het schoolsysteem. De meeste leerlingen die het elfde jaar van de middelbare school hebben behaald, moeten het laatste jaar afronden aan de middelbare school 'Warsay-Yikealo', die gevestigd is in het militaire kamp 'Sawa'. Gedurende het twaalfde jaar zijn zij verplicht daar de militaire training te volgen. (noot 8) De studenten met de beste studieresultaten bij het examen kunnen een studie volgen aan een van de negen instituten voor hoger onderwijs. (noot 9) Na het behalen van hun vervolgstudie worden deze studenten doorgaans in de civiele component van de dienstplicht ingedeeld. De meerderheid van de leerlingen (zo'n 60 tot 65 procent) kan niet doorstuderen aan een van deze instituten en moet, ofwel direct na de examens, ofwel na het volgen van een beroepsopleiding, de nationale dienstplicht vervullen. (noot 10)

8.1.    Naast het schoolsysteem kan een dienstplichtige Eritreeër ook worden gerekruteerd op drie andere manieren. De eerste manier is via lokale overheden. Deze overheden houden bij wie vroegtijdig het schoolsysteem heeft verlaten. Die personen worden opgeroepen voor de nationale dienstplicht door middel van huisvisites, radio-oproepen of brieven. (noot 11) De tweede manier is via zogenaamde 'giffa's'. Daarbij worden delen van een omgeving omsingeld door veiligheidstroepen om zo jongeren op te pakken met de dienstplichtige leeftijd. Eenmaal opgepakt worden deze jongeren doorgaans in detentie geplaatst, totdat zij aan hun nationale dienstplicht moeten beginnen. (noot 12) De derde manier is via een arrestatie na een mislukte poging tot illegale uitreis. Na hun arrestatie worden deze personen ook in detentie geplaatst voordat zij moeten beginnen aan hun dienstplicht of deze moeten hervatten. (noot 13) Personen die niet via het schoolsysteem worden gerekruteerd, worden doorgaans bij de militaire component van de dienstplicht ingedeeld en hun militaire training vindt meestal niet plaats in Sawa, maar in kleinere trainingskampen. (noot 14)

8.2.    Eritreeërs in de dienstplichtige leeftijd die vanuit het buitenland terugkeren naar Eritrea en de dienstplicht nog niet hebben vervuld, moeten die in beginsel alsnog vervullen. Terugkerende Eritreeërs kunnen na verloop van tijd formeel worden opgeroepen, kunnen worden gepakt bij giffa's, of gelijk al na aankomst worden opgepakt en gerekruteerd. (noot 15) Er bestaat enkel een mogelijkheid een tijdelijke diasporastatus aan te vragen. Als die aanvraag wordt ingewilligd, wordt een Residence Clearance Form afgegeven. De houders daarvan zijn vrijgesteld van de dienstplicht en mogen Eritrea zonder uitreisvisum verlaten. De kaart is slechts geldig voor bepaalde tijd, variërend van één tot drie jaar. Nadat die periode is verlopen, wordt iemand weer beschouwd als inwoner van Eritrea en valt die onder de dienstplicht. Dat betekent dat die persoon op enig moment alsnog de nationale dienstplicht moet vervullen. (noot 16) Om voor de diasporastatus in aanmerking te komen moet een terugkerende Eritreeër een diasporabelasting betalen. Ook dient een terugkeerder in het bezit te zijn van een Eritrese nationaliteitskaart, een internationaal reisdocument en een ondersteunende brief van de Eritrese vertegenwoordiging in het buitenland. Wanneer een Eritreeër illegaal is uitgereisd, moet hij ook nog een spijtbrief ondertekenen waarin hij bevestigt dat hij een overtreding heeft begaan en dat hij daar een passende sanctie voor accepteert. In de praktijk is loyaliteit aan het regime ook een vereiste voor het verkrijgen van de tijdelijke diasporastatus. (noot 17)

Duur

9.       De actieve dienstplicht duurt achttien maanden, waarvan zes maanden bestaat uit verplichte militaire training en twaalf maanden uit het vervullen van een militaire- of civiele functie (artikel 8 van de Proclamatie). Personen in de actieve dienstplicht kunnen op basis van artikel 21, eerste lid, van de Proclamatie gehouden zijn om langer te dienen dan die achttien maanden. De juridische mogelijkheid om de actieve dienstplicht te verlengen werd toegepast als gevolg van de grensoorlog van 1998-2000 met Ethiopië en werd ook in de daaropvolgende situatie van 'no-war, no-peace' toegepast. (noot 18) In juli 2018 is er een vredesakkoord met Ethiopië gesloten. Er zijn geen berichten dat sinds dat vredesakkoord de duur van de nationale dienstplicht is verkort. (noot 19) Er zijn wel aanwijzingen dat sinds het uitbreken van het conflict in Tigray in november 2020 de Eritrese autoriteiten hun inspanningen om personen voor de dienstplicht in te lijven hebben vergroot. (noot 20)

9.1.    Door de toepassing van artikel 21, eerste lid, van de Proclamatie heeft de duur van de actieve dienstplicht een open einde gekregen. De werkelijke duur van de actieve dienstplicht varieert enorm. Er zijn situaties gemeld waarin de actieve dienstplicht achttien maanden duurde, maar ook situaties waar die twee à drie jaar, tientallen jaren, of zelfs nog langer voortduurde. (noot 21) Over het algemeen wordt de verlenging van de actieve dienst na achttien maanden routinematig toegepast (noot 22) en er is ook gerapporteerd dat een duur van tien of twintig jaar veel voorkomt. (noot 23) Volgens de speciale rapporteur van de VN over de mensenrechtensituatie in Eritrea (Dr. Mohamed Abdelsalam Babiker) is de duur van de actieve nationale dienstplicht in individuele gevallen arbitrair en afhankelijk van de behoeften van de autoriteiten aan mankracht op een bepaald tijdstip. Er zijn geen duidelijke criteria om de duur van de nationale dienstplicht te bepalen. (noot 24) Als de dienstplicht na de periode van achttien maanden wordt verlengd, blijven de dienstplichtigen meestal dezelfde functie vervullen die ze daarvoor ook al vervulden. (noot 25)

9.2.    Formeel ontslag uit de actieve dienstplicht is mogelijk op individuele basis. Er bestaat een aantal factoren die van invloed kunnen zijn, zoals geslacht, leeftijd en gezinssituatie. Vaak worden vrouwen ontslagen uit de actieve dienst na de geboorte van hun eerste kind en soms ook na een huwelijk, maar volgens sommige bronnen geldt dat alleen voor de militaire component. Ook lijkt een informele leeftijdsgrens voor vrouwen van 27 jaar te worden aangehouden, hoewel bronnen ook melden dat er oudere vrouwen zijn die de dienstplicht vervullen. Verder kan de plek van aanstelling van belang zijn, gelet op de wisselende behoeftes van mankracht in bepaalde sectoren. Er zijn bijvoorbeeld toezeggingen gedaan aan onderwijzers in de civiele component dat zij na vier jaar de dienst zouden mogen verlaten. In de militaire component zou alleen serieuze verwonding of ziekte mogelijk kunnen leiden tot ontslag uit de dienst. Tot slot is de relatie van de dienstplichtige met zijn superieur van belang. De superieur moet immers het ontslag uit de dienst goedkeuren. Goede connecties met invloedrijke personen lijken daarbij ook van belang te zijn en omkoping kan ook een doorslaggevende rol spelen bij ontslag. (noot 26)

Wijze waarop de nationale dienstplicht wordt vervuld

10.     Een dienstplichtige wordt na de verplichte militaire training van zes maanden ingedeeld bij de militaire of civiele component van de dienstplicht. Onbekend is hoe de verantwoordelijke minister van Defensie de dienstplichtigen verdeelt over deze twee componenten. De ministeries waaronder de dienstplichtigen na deze indeling vallen, bepalen welke concrete taken en functies zij dan krijgen. (noot 27) Er bestaan wel indicaties over wie naar waarschijnlijkheid in de militaire dan wel civiele component wordt ingedeeld. (noot 28) Allereerst, zoals al eerder benoemd onder 8 en 8.1, hebben dienstplichtigen die via het schoolsysteem worden gerekruteerd meer kans om ingedeeld te worden bij de civiele component dan personen die school eerder hebben verlaten en op een andere manier worden gerekruteerd. Ook speelt de hoogte van het voor het examen behaalde cijfer een beslissende rol. Ten tweede worden vrouwen in het algemeen eerder ingedeeld bij de civiele component dan mannen. Ten derde wordt de agrarische bevolking eerder ingedeeld bij de militaire component dan mensen die in stedelijke gebieden wonen. Dat heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met de gebrekkige onderwijsmogelijkheden op het platteland. Tot slot krijgen kinderen van de eerdergenoemde 'freedom fighters' vaker een civiele functie toebedeeld. Dit geldt ook voor Eritreeërs met invloedrijke connecties, bijvoorbeeld binnen de enige politieke partij in Eritrea: 'the People's Front for Democracy and Justice'.

10.1.  Over de verhouding van het aandeel dienstplichtigen dat de dienst in de civiele en militaire component vervult, lopen de schattingen uiteen. Eritrese overheidsfunctionarissen hebben gemeld dat ongeveer 80 tot 85 procent van de dienstplichtigen in de civiele component terechtkomt, maar deze schatting lijkt gebaseerd te zijn op de groep die via het schoolsysteem wordt gerekruteerd. Diplomatieke bronnen melden dat iets minder dan 50 procent van de dienstplichtigen in de militaire component wordt ingedeeld. Eritrese vluchtelingen hebben gemeld dat de meerderheid van de dienstplichtigen in de militaire component wordt ingedeeld. (noot 29) In verschillende rapporten is daarentegen vermeld dat een aanzienlijk deel van de dienstplichtigen werkzaam is in civiele sectoren. (noot 30)

10.2.  In de civiele component vervullen de dienstplichtigen over het algemeen reguliere functies onder relatief normale werkomstandigheden. Zij zijn bijvoorbeeld werkzaam in de zorg, bij ministeries, in het onderwijs of bij hotels en restaurants. (noot 31) In deze component wordt wel geklaagd over het volledige gebrek aan individuele keuzevrijheid in soort functie en plaats van tewerkstelling (sommige dienstplichtigen krijgen een civiele functie ver weg van hun familie), de uitzichtloosheid door de lange duur van de dienstplicht en de salarissen (die in veel functies veel te laag zijn om een gezin te kunnen onderhouden). (noot 32) Sommige dienstplichtigen in de civiele component zouden door een lage werkdruk in hun toebedeelde functie er daarom een baan naast hebben. (noot 33)

10.3.  In de militaire component is er net als in de civiele component een gebrek aan keuzevrijheid en geen uitzicht op een einddatum van de dienstplicht. (noot 34) Uit openbare bronnen blijkt dat de situatie in de militaire component zorgwekkender is dan in de civiele component. Dit komt voor een deel doordat de commandanten bijna onbeperkte en ongecontroleerde macht hebben over hun ondergeschikten. Er zijn geen regels bekend die de macht van commandanten en de behandeling van hun ondergeschikten reguleren. Ook zijn er geen regels bekend om machtsmisbruik tegen te gaan. (noot 35) Er zijn meldingen van fysiek te zware trainingen en 72-urige werkweken. (noot 36) Dienstplichtigen mogen soms jarenlang hun familie niet bezoeken. Er is niet geregeld wanneer de dienstplichtigen met verlof mogen. Dat hangt af van de wil van de commandant. (noot 37) Ook zou de bevoegdheid om straffen uit te delen van de militaire rechtbanken naar de commandanten zijn gegaan. (noot 38) Straffen worden uitgedeeld wegens gebrek aan discipline, maar ook wanneer een dienstplichtige een opdracht niet correct heeft uitgevoerd of niet in staat is bepaalde vaardigheden aan te leren. (noot 39) De dienstplichtigen kunnen dan te maken krijgen met lijfstraffen. Gerapporteerde lijfstraffen zijn onder andere het in elkaar slaan van dienstplichtigen (soms met objecten zoals een elektrische draad) of het uren- of dagenlang vastbinden van dienstplichtigen (soms terwijl ze zijn blootgesteld aan extreme temperaturen). (noot 40) De toepassing van deze lijfstraffen is arbitrair en afhankelijk van de willekeur van de commandant. Verder hebben de meeste militaire eenheden eigen gevangenissen. De gevangenissen zijn soms ondergronds of in zeecontainers. De gevangenissen zijn vaak overvol en er is een tekort aan voedsel en medische voorzieningen. (noot 41) Gevangenen in de militaire detentiecentra krijgen vaak te maken met de hiervoor genoemde lijfstraffen. (noot 42) Voorts worden dienstplichtigen niet alleen ingezet bij de strijdkrachten (in de land-, zee- of luchtmacht), maar soms ook als fysieke arbeiders in bijvoorbeeld de landbouw, infrastructuur en mijnindustrie. (noot 43) Ook bij het uitvoeren van deze taken kunnen dienstplichtigen te maken krijgen met zware en langdurige werkzaamheden en willekeurige straffen. Ook zijn er meldingen van gebrekkige sanitaire voorzieningen en een gebrek aan voeding. (noot 44) Vrouwen kunnen in de militaire component te maken krijgen met seksueel geweld en misbruik door commandanten. Er zijn meldingen dat seksueel misbruik door commandanten heel gewoon is en dit ook al tijdens de militaire opleiding in Sawa gebeurt. (noot 45) De staatssecretaris neemt aan dat vrouwen al bij het ondergaan van de eerste zes maanden militaire training een reëel risico lopen op een verboden behandeling onder artikel 3 van het EVRM (zie: WBV 2021/5 en paragraaf C7/13.5.1 en C7/13.5.2 van de Vc 2000).

10.4.  De Mensenrechtenraad van de VN concludeerde in 2016 dat in militaire kampen foltering en onmenselijke of vernederende behandeling plaatsvindt. (noot 46) Ook concludeerde die raad dat er sprake was van "systematisch en wijdverspreid" gebruik van foltering in de detentiecentra van militaire gevangenissen. (noot 47) Recentelijk, in 2021, concludeerde de speciale rapporteur van de VN over de mensenrechtensituatie in Eritrea dat er geen reden is om aan te nemen dat de situatie van dienstplichtigen de afgelopen jaren is verbeterd. (noot 48) De leefomstandigheden zijn naar zijn weten nog steeds extreem hardvochtig door de praktijk van zeer ernstige straffen en seksuele geweldpleging. (noot 49) Uit een in deze procedure ingebrachte bijdrage van diezelfde rapporteur van 25 januari 2022 blijkt niet dat de situatie van dienstplichtigen in de militaire component is verbeterd. (noot 50) De bijdrage van de speciale rapporteur van de VN bevestigt het beeld dat naar voren komt uit rapporten over de periode tussen 2016 en 2022. (noot 51)

Deel II: grief over de nationale dienstplicht

Tweede grief

11.     In de tweede grief klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet iedereen die de dienstplicht in Eritrea moet vervullen, een reëel risico loopt op ernstige schade. Daaraan heeft de rechtbank ten grondslag gelegd dat, hoewel een onbekend percentage dienstplichtigen de dienstplicht na achttien maanden voor onbepaalde tijd moet blijven vervullen, de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat dit een onzekere toekomstige gebeurtenis is en de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit voor hem realiteit zal zijn. De vreemdeling betoogt dat verschillende bronnen de dienstplicht in Eritrea kwalificeren als dwangarbeid en gelijkstellen met moderne slavernij. Ter zitting bij de Afdeling heeft hij aangevoerd dat hij de dienstplicht in de militaire component zal moeten vervullen omdat hij een jonge man en analfabeet is, althans in het vluchtelingenkamp in Soedan nauwelijks opleiding heeft genoten. Hij bezit dan ook geen speciale vaardigheid die hem geschikt maakt voor de civiele component van de dienstplicht.

12.     De staatssecretaris heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat niet iedere man die zijn dienstplicht nog moet vervullen, een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Volgens de staatssecretaris vervult de meerderheid van de dienstplichtigen zijn dienstplicht in de civiele component. De omstandigheden waaronder de dienstplicht dan wordt vervuld, leveren in het algemeen geen schending van artikel 3 van het EVRM op. Volgens de staatssecretaris zijn de omstandigheden in de militaire component wel beduidend slechter, maar is van tevoren niet duidelijk of de dienstplicht geheel in de militaire component zal moeten worden vervuld en hoe lang dat zal zijn. Dat er in de militaire component dienstplichtigen worden gedetineerd en dat er lijfstraffen plaatsvinden, treft niet iedere dienstplichtige. De staatssecretaris erkent dat de dienstplicht in Eritrea dwangarbeid als bedoeld in artikel 4 van het EVRM zou kunnen zijn als de dienst langer duurt dan drie jaar. Maar dat in de civiele component de lonen laag zijn en er een gebrek aan keuzevrijheid is, levert volgens de staatssecretaris geen flagrante schending van artikel 4 van het EVRM op die zou kunnen leiden tot een verbod op uitzetting. Eritrea is immers een arm land met overal lage lonen en beperkte keuzemogelijkheden. De staatssecretaris verwijst daarbij naar een uitspraak van het Zwitserse Bundesverwaltungsgericht van 10 juli 2018 (2018 VI/4 Auszug aus dem Urteil der Abteilung V i.S. A. gegen Staatssekretariat für Migration E-5022/2017).

Oordeel Afdeling

13.     Het karakter van de nationale dienstplicht in Eritrea wijkt af van wat daar in andere landen veelal onder wordt verstaan. Het is veel meer dan alleen een militaire dienstplicht. De nationale dienstplicht heeft niet louter tot doel te zorgen voor een sterke defensie, maar heeft ook tot doel de volgende generaties Eritreeërs op te voeden, nationale trots bij te brengen en de economie te ontwikkelen en te versterken en zo de welvaart te bevorderen. De nationale dienstplicht heeft daarom een gemengd militair en civiel karakter. Ook geldt de nationale dienstplicht voor alle Eritrese burgers. Verder bestaat er over de nationale dienstplicht in Eritrea een gebrek aan betrouwbare informatie, omdat Eritrea een gesloten land is en er geen vrije onafhankelijke media zijn. (noot 52) De staatssecretaris heeft in zijn reactie van 2 maart 2022 ook aangegeven dat over de algemene situatie in Eritrea en de invulling van de nationale dienstplicht in het bijzonder weinig met zekerheid te zeggen is. Eritrea is volgens de staatssecretaris geen rechtsstaat en uit openbare bronnen volgt dat beleid, voor zover dat al bekend is, willekeurig wordt toegepast.

13.1.  Uit informatie uit openbare bronnen, zoals beschreven onder 10.1, komt het beeld naar voren dat de meerderheid van de dienstplichtigen de dienstplicht in de civiele component vervult. Maar dat neemt niet weg dat nog altijd een substantieel deel van de dienstplichtigen in de militaire component terechtkomt. De kans om in de militaire component ingedeeld te worden kan voor bepaalde personen, naar gelang hun persoonlijke situatie, zelfs aanzienlijk zijn.

13.2.  De vreemdeling is 21 jaar. De staatssecretaris gaat ervan uit dat de vreemdeling bij terugkeer naar Eritrea op enig moment de actieve nationale dienstplicht zal moeten vervullen en dat hij zich daar niet aan kan onttrekken. De vreemdeling betoogt terecht dat het waarschijnlijk is dat hij zal worden ingedeeld in de militaire component van de nationale dienstplicht. Uit openbare bronnen, zoals beschreven onder 10, blijkt dat mannen die nauwelijks een opleiding hebben genoten, een vergrote kans hebben in de militaire component terecht te komen. Omdat de vreemdeling nooit in Eritrea heeft gewoond, is het aannemelijk dat hij niet beschikt over een netwerk met goede connecties dat hem zou kunnen helpen in de civiele component terecht te komen.

14.     Omdat er een vergrote kans is dat de vreemdeling de nationale dienstplicht in de militaire component zal moeten vervullen, zal de Afdeling hierna ingaan op de vraag of de wijze waarop de nationale dienstplicht in de militaire component in Eritrea moet worden verricht in strijd is met het bepaalde in artikel 3 en/of 4 van het EVRM. De Afdeling komt dan ook niet toe aan de vraag of de wijze waarop de nationale dienstplicht in de civiele component moet worden verricht dwangarbeid is in de zin van artikel 4, tweede lid, van het EVRM. Gelet op onder andere de lange duur waar de bronnen melding van maken, sluit zij die mogelijkheid op voorhand niet uit (vergelijk: uitspraak van het UK Upper Tribunal van 7 oktober 2016, MST and Others Eritrea CG [2016] UKUT 443 (IAC), punten 416 t/m 429).

14.1.  Anders dan de vreemdeling betoogt, kan het vervullen van een militaire dienst op zichzelf niet worden aangemerkt als dwangarbeid of verplichte arbeid als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het EVRM. Dat volgt immers uit het derde lid, aanhef onder, b van die bepaling. De lange duur van de militaire dienstplicht in Eritrea maakt dit mogelijk anders, maar de Afdeling zal die duur betrekken bij de beoordeling van het risico op een behandeling in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het EVRM.

14.2.  Allereerst blijkt uit de openbare bronnen, zoals beschreven onder 10.3, dat de vreemdeling, eenmaal ingedeeld in de militaire component, te maken kan krijgen met extreem zware werk- en leefomstandigheden, een gebrek aan basisvoorzieningen, te zware fysieke trainingen of arbeid, zeer ernstige lijfstraffen en detentie onder schrijnende omstandigheden. Verder blijkt uit de openbare bronnen, zoals beschreven onder 9 en 9.1, dat het waarschijnlijk is dat zijn dienstplicht na achttien maanden wordt verlengd, waardoor hij geen zicht zal hebben op een einddatum van zijn actieve dienstplicht in de militaire component. De hiervoor genoemde omstandigheden zijn naar het oordeel van de Afdeling zo ernstig dat deze omstandigheden ofwel afzonderlijk van elkaar, ofwel in onderlinge combinatie, te kwalificeren zijn als foltering of onmenselijke of vernederende behandeling, als bedoeld in artikel 3 van het EVRM (vergelijk de arresten van het EHRM, Selmouni tegen Frankrijk, van 28 juli 1999, ECLI:CE:ECHR:1999:0728JUD002580394, punt 100 en Hénaf tegen Frankrijk, van 27 november 2003, ECLI:CE:ECHR:2003:1127JUD006543601, punt 47).

14.3. Bovendien is de Afdeling, anders dan de staatssecretaris, van oordeel dat het risico op het intreden van een onder artikel 3 van het EVRM verboden behandeling voor de vreemdeling reëel is. Het is aan de vreemdeling om bewijs aan te voeren waaruit blijkt dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat hij, mede wegens zijn persoonlijke omstandigheden, zal worden blootgesteld aan een onder artikel 3 van het EVRM verboden behandeling (arrest van het EHRM, Saadi tegen Italië, van 28 februari 2008, ECLI:CE:ECHR:2008:0228JUD003720106, punt 129). Deze risico-inschatting moet mede gemaakt worden in het licht van de algemene situatie van het land van herkomst. Daarbij is informatie uit openbare onafhankelijke bronnen van belang (arresten van het EHRM, Vilvarajah tegen het Verenigd Koninkrijk, van 30 oktober 1991, ECLI:CE:ECHR:1991:1030JUD001316387, punt 108 en F.G. tegen Zweden, van 23 maart 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:0323JUD004361111, punt 114). Het risico moet groter zijn dan alleen de enkele kans op die behandeling, maar de vreemdeling hoeft niet aannemelijk te maken dat het zeker is dat hij deze behandeling zal ondergaan.

14.4.  In dit geval maken de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling dat er een vergrote kans is dat hij de nationale dienstplicht in de militaire component zal moeten vervullen. Uit de informatie uit openbare bronnen, zoals beschreven onder 10.3, blijkt dat de vreemdeling in de militaire component zal moeten dienen onder commandanten die in feite ongelimiteerde macht over hem kunnen uitoefenen. Het antwoord op de  vraag of hij in de militaire component te maken krijgt met een onder artikel 3 van het EVRM verboden behandeling is dan ook niet te geven, want dat is afhankelijk van de willekeur van de betrokken commandant. Maar uit de informatie uit openbare bronnen blijkt wel dat het meer dan incidenteel voorkomt dat commandanten zich schuldig maken aan die verboden behandelingen. Daar komt bij dat uit de openbare bronnen, zoals beschreven onder 9 en 9.1, blijkt dat zijn dienstplicht naar verwachting langer dan de voorgeschreven wettelijke termijn zal duren en dat niet uit te sluiten is dat hij meer dan tien jaar of zelfs tientallen jaren in de militaire component zal moeten dienen. Naar het oordeel van de Afdeling moet er daarom terdege rekening worden gehouden met de situatie dat de vreemdeling op enig moment gedurende zijn dienstverband te maken krijgt met een door artikel 3 van het EVRM verboden behandeling.

14.5.  Dat volgens de staatssecretaris in zijn reactie van 2 maart 2022 niet bekend is of de vreemdeling zijn dienstplicht geheel militair zal moeten vervullen en dat evenmin te zeggen is hoe lang zijn dienstplicht dan zal zijn, volgt de Afdeling niet. Ter zitting heeft de staatssecretaris immers zelf aangegeven dat de meeste schattingen uitgaan van een diensttijd van vijf tot tien jaar. Verder blijkt uit de openbare bronnen, zoals beschreven onder 9.1, dat een dienstplichtige na een verlenging van de actieve dienstplicht meestal dezelfde functie vervult als gedurende de daaraan voorafgaande periode en dat diensttijden tot tientallen jaren ook veel voorkomen. Gelet op het voorgaande klaagt de vreemdeling terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris in zijn beoordeling van het gestelde risico op ernstige schade zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat een verlenging van de dienstplicht voor de vreemdeling een onzekere toekomstige gebeurtenis is en dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit voor hem de realiteit zal zijn.

15.     Al met al is de Afdeling van oordeel dat de vreemdeling naar verwachting bij terugkeer naar Eritrea op enig moment de dienstplicht zal moeten vervullen. De vreemdeling heeft door zijn persoonlijke situatie een vergrote kans om in de militaire component terecht te komen. Zijn dienstplicht wordt zeer waarschijnlijk na achttien maanden verlengd. De duur wordt daardoor onbepaald. Gelet op de in openbare bronnen beschreven omstandigheden waaronder de dienstplicht in de militaire component wordt vervuld, loopt de vreemdeling een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De grief slaagt.

Conclusie

16.     Gelet op het slagen van de tweede grief over de nationale dienstplicht, is het hoger beroep gegrond. Het is dan ook niet nodig om de eerste grief over de familiegeschiedenis van de vreemdeling te bespreken. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 8 oktober 2020 wordt vernietigd, omdat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij het vervullen van de nationale dienstplicht een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris zal een nieuw besluit op de aanvraag moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden alsmede de kosten voor het in hoger beroep ingebrachte deskundigenrapport.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 10 februari 2021 in zaak nr. NL20.19139;

III.      verklaart het beroep gegrond;

IV.     vernietigt het besluit van 8 oktober 2020, V-[…];

V.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.715,50, waarvan € 3.415,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. Graat
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2022

307-984

BIJLAGE 1- Eindnoten

1.       Rapport van European Asylum Support Office, EASO, [momenteel European Union Agency for Asylum, EUAA], 'Eritrea: National service, exit, and return.', van september 2019, (Hierna: EASO, 2019), pagina 24.

2.       Rapport van  UK Home Office, 'Country Policy and Information Note Eritrea: National service and illegal exit', van september 2021 (hierna: UK Home Office, 2021), onder punt 9.6. & rapport van de speciale rapporteur van de VN (Dr. Mohamed Abdelsalam Babiker) over de mensenrechtensituatie in Eritrea. (A/HRC/47/21), van 12 mei 2021 (hierna: A/HRC/47/21, 2021), onder punt 41.

3.       EASO 2019, pagina 31 en 32. & UK Home Office, 2021, onder punt 7.2.1 t/m 7.2.4.

4.       EASO, 2019, pagina 31.

5.       UK Home Office, 2021, onder punt 7.2.5.

6.       EASO, 2019, pagina 32.

7.       EASO, 2019, pagina 31 (zie schema).

8.       EASO, 2019, pagina 26 t/m 28.

9.       Algemeen Ambtsbericht inzake Eritrea van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van november 2020 (hierna: Algemeen Ambtsbericht, 2020), pagina 31.

10.     EASO, 2019, pagina 27. & A/HRC/47/21, 2021, onder punt 41.

11.     EASO, 2019, pagina 28 en 29.

12.     EASO, 2019, pagina 30.

13.     EASO, 2019, pagina 30 en pagina 53.

14.     Algemeen Ambtsbericht, 2020, pagina 31. & EASO, 2019, pagina 29.

15.     EASO, 2019, pagina 57, 58 en 60.

16.     EASO, 2019, pagina 58.

17.     Algemeen Ambtsbericht, 2020, pagina 35 en 36.

18.     EASO, 2019, pagina 33.

19.     EASO, 2019, pagina 33, Danish Immigration Service: Eritrea: National service, exit and entry, 3 februari 2020 (hierna: Danish Immigration Service, 2020), pagina 17, A/HRC/47/21, 2021, onder punt 37 en de bijdrage van de speciale rapporteur van de VN ( Dr. Mohamed Abdelsalam Babiker) over de mensenrechtensituatie in Eritrea, van 25 januari 2022 (hierna: De bijdrage van speciale rapporteur, 2022), pagina 4.

20.     UK Home Office, 2021, onder punt 4.2.2.

21.     UK Home Office, 2021, onder punt 11.1.1.

22.     A/HRC/47/21, 2021, onder punt 37. & De bijdrage van de speciale rapporteur 2022, pagina 3.

23.     EASO, 2019, pagina 34.

24.     De bijdrage van de speciale rapporteur, 2022, pagina 3.

25.     Algemeen Ambtsbericht, 2017, p. 60.

26.     EASO, 2019, pagina 34.

27.     EASO, 2019, pagina 24.

28.     EASO, 2019, pagina 25.

29.     EASO, 2019, pagina 24 en 25.

30.     Algemeen Ambtsbericht, 2020, pagina 31. & UK Home Office, 2021, onder punt 5.1.1 & A/HRC/47/21, 2021, onder punt 39.

31.     EASO, 2019, pagina 37, bijdrage van de speciale rapporteur 2022, pagina 4 & en algemeen ambtsbericht inzake Eritrea van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 6 februari 2017 (hierna: Algemeen Ambtsbericht, 2017), pagina 62.

32.     UK Home Office, 2021, onder punt 12.1.6 t/m 12.2.3. & EASO, 2019, pagina 37.

33.     EASO, 2019, pagina 37 en Algemeen Ambtsbericht, 2017, pagina  63.

34.     EASO, 2019, pagina 38.

35.     EASO, 2019, pagina 37.

36.     EASO, 2019, pagina 38.

37.     De bijdrage van de speciale rapporteur, 2022, pagina 6.

38.     EASO, 2019, pagina 37 & detailed findings of the commission of inquiry on human rights in Eritrea, 5-6-2015, A/HRC/29/CRP.1 (hierna: A/HRC/29/CRP.1, 2015, onder punt 1012 t/m 1014.

39.     EASO, 2019, pagina 38.

40.     EASO, 2019, pagina 38. & A/HRC/29/CRP.1, 2015, onder punt 1019 t/m 1047. & detailed findings of the commission of inquiry on human rights in Eritrea, 8-6-2016, A/HRC/32/CRP.1 (hierna: A/HRC/32/CRP.1, 2016) onder punt 263 en 264.

41.     EASO, 2019, pagina 38 en A/HRC/29/CRP.1, 2015, onder punt 1052.

42.     A/HRC/29/CRP.1, 2015, onder punt 1072 en 1073.

43.     UK Home Office, 2021, onder punt 5.1.2., EASO, 2019, pagina 24,  A/HRC/29/CRP.1, 2015, onder punt 1409 t/m 1414, Algemeen Ambtsbericht 2017, pagina 62 & Algemeen Ambtsbericht 2020, pagina 31.

44.     A/HRC/32/CRP.1, 2016, onder punt 211.

45.     EASO, 2019, pagina 38 en 39.

46.     United Nations Human Rights Council, Report on the detailed findings of the commission of inquiry on human rights in Eritrea, 9-5-2016,  A/HRC/32/47, (hierna: A/HRC/32/47, 2016), onder punt 35.

47.     A/HRC/32/47, 2016, onder punt 39.

48.     A/HRC/47/21, 2021, onder punt 37.

49.     A/HRC/47/21, 2021, onder punt 38.

50.     De bijdrage van de speciale rapporteur, 2022, pagina 6.

51.     EASO, 2019, pagina 9, 37 en 38, Danish Immigration Service, 2020, pagina 22,  Algemeen Ambtsbericht 2020, pagina 31 & Algemeen  Ambtsbericht 2019, pagina 34.

52.     Zie ook: Algemeen Ambtsbericht 2020, pagina 23 en ook: p. 155 van het Amnesty world report 2020/2021: Committee to protect journalists: "most censored country in the world". Zie ook Home Office 2021, par. 3.1.3

BIJLAGE 2- Overzicht van in de procedure door de Afdeling betrokken stukken

- algemeen ambtsbericht inzake Eritrea van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 6 februari 2017

- algemeen ambtsbericht inzake Eritrea van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 21 juni 2018

- algemeen ambtsbericht inzake Eritrea van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van oktober 2019

- algemeen ambtsbericht inzake Eritrea van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van november 2020

- Bertelsmann Stiftung: BTI2020 Country Report Eritrea, 29 april 2020

- Daniel Mekonnen & Sara Palacios Arapiles, Access to Documents by Eritrean Refugees in the Context of Family Reunification, april 2021

- Danish Immigration Service: Eritrea: National service, exit and entry, 3 februari 2020

- EASO, Eritrea, National service, exit and return, Country of Origin Information report, May 2015

- EASO, Eritrea, National Service and illegal exit, Country of Origin Information report, November 2016

- EASO, Eritrea, National service, exit and return, Country of Origin Information report, September 2019

- EASO, Latest developments on political situation and national service between 1 January 2020 and 31 January 2021

- EEPA, Situation Report EEPA HORN No. 70, 29 January 2021

- Eritrea: Initial National Report (1999-2016), van 28 maart 2017

- Expert reply to Vluchtelingenwerk from Magnus Treiber, 3  december 2021

- Expert Report: Questions for procedure High Court Netherlands Prof. Dr. Mirjam van Reisen, Professor International Relations, Innovation and Care, 21 January 2021

- Human Rights Watch, Eritrea events of 2021,13 januari 2022

- Immigration and Refugee Board of Canada, Information on exemption from National Service, including for Eritrean citizens living outside the country (2014-February 2017), 20 februari 2017

- Landinfo, National Service, 20 mei 2016 (Norwegian COI)

- The Open-Ended Eritrean National Service: The Driver of Forced Migration, Gaim Kibreab, Paper for the European Asylum Support Office Practical Cooperation Meeting on Eritrea 15-16 October 2014

- UK Home Office, Country Policy and Information Note Eritrea: National service and illegal Exit, 2018

- UK Home Office Country Policy and Information Note Eritrea: National service and illegal Exit, 2021

- UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), Eligibility Guidelines for assessing the international protection needs of asylum seekers from Eritrea, 20 april 2011

- United Nations Human Rights Council, Report on the detailed findings of the commission of inquiry on human rights in Eritrea, 9-5-2016, A/HRC/32/47 (& detailed findings of the commission of inquiry on human rights in Eritrea, 8-6-2016, A/HRC/32/CRP.1)

- United Nations Human Rights Council, Report on the detailed findings of the commission of inquiry on human rights in Eritrea, 4-6-2015, A/HRC/29/42 (& detailed findings of the commission of inquiry on human rights in Eritrea, 5-6-2015, A/HRC/29/CRP.1)

- United Nations Human Rights Council, Report of the Special Rapporteur on the situation of human rights in Eritrea, Mohamed Abdelsalam Babiker, 12 May 2021, A/HRC/47/21

- US Department of State, Annual Report on Human Rights Practices, Eritrea, 1 July 2021.

BIJLAGE 3- Proclamation No. 82/1995; Proclamation of national service

Article 5

OBJECTIVES OF NATIONAL SERVICE

The Objectives of National Service will include:

-The establishment of a strong Defence Force based on the people to ensure  a free and sovereign Eritrea.

- To preserve and entrust future generations the courage, resoluteness heroic episodes shown by our people in the past thirty years.

-Create a new generation characterized by love of work, discipline, ready to participate and serve in the reconstruction of the nation.

-To develop and enforce the economy of the nation by investing in development work our people as potential wealth.

- To develop professional capacity and physical fitness by giving regular military training and continuous practice to participants in Training Centers.

- To foster national unity among our people by eliminating sub-national feelings.

Article 6

Under this Proclamation any Eritrean citizen from 18 to 50 years of age has the obligation of carrying out national service.

Article 8

Compulsory Active National Service

Under this Proclamation all Eritrean citizens form the age of 18 to 40 years have the compulsory duty of performing Active National Service. Active National service consists of six months of training in the National Service Training Center and 12 months of active military service and development tasks in military forces for a total of 18 moths. […].

Article 9

Compulsory Military Training

Any Eritrean citizen from the age of 18 to 40 years called upon to undertake active national service has the compulsory duty of undertaking military training for six months in the National service Military Training Center.

Article 12

Citizens exempted from Active National Service

The citizens mentioned below are exempted from Active National Service:

1.       The citizens who have performed National Service before the promulgation of this proclamation;

2.       All Fighters and Armed peasants who have proved to have spent all their time in the liberation struggle

Article 14,

Citize  exempted from Active National Service for a limited period.

1.       .  The citizens who upon examination by the Board have been declared unfit for active National Service due to lack of health may be called  for  National Service if before the exemption period expires their health is  improved.

2.       A student in a regular daily course may be exempted from Active National Service for a limited period.

[…]

Article 15

Citizens exempted from National Service and the issuing of Certificates.

1.       The Board gives decisions on exemption from National Service to the citizens who suffer from disability such as invalidity, blindness, psychological derangement.

[…]

Article 21

Special obligation

1.       During a mobilization or war period anyone in the Active National Service is under the obligation of remaining even beyond the proscribed period unless the concerned Authoritiy allows him to leave officially.

[…]

Article 23

COMPULSORY SERVICE IN THE RESERVE ARMY

1.       The citizen mentioned below are subject to compulsory service in the reserve Army:

a-       Anyone that has completed active National Service;

b-       Anyone that was rehabilitated because he had joined the Armed Struggle; Fighters and militia in civil life.

c-       Former fighters working in private, public and government work;

d-       Citizens who have been discharged from the army of Police.

2.       The citizens mentioned in Sub-Art. (1) of this article have the compulsory duty of service until the age of 50.

Article 25

Functions of Reserve Army

The reserve Army will have the following functions:

1. Enforce the Regular Army in the defence against attacks, invasions launched from foreign countries;

2. Challenge all internal attacks against the unity and sovereignty of the Nations;

3. Participate in defence activities against artificial or national disasters on Government or public property;

[…]

Article 31

Leaving the Reserve Army Service

1.       Any third Grade member of the Reserve Army of 50 years of age in entitled to leave. But the Government may in the period of mobilization extend the period of service in the Army of those who have special qualification of leadership or necessary administrative talents.

[…]

BIJLAGE 4 - Wettelijk kader

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

Artikel 3

Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.

Artikel 4

(1)      Niemand mag in slavernij of dienstbaarheid worden gehouden.

(2)      Niemand mag gedwongen worden dwangarbeid of verplichte arbeid te verrichten.

(3)      Niet als „dwangarbeid of verplichte arbeid" in de zin van dit artikel worden beschouwd:

[…]

b. elke dienst van militaire aard of, in het geval van gewetensbezwaarden in landen waarin hun gewetensbezwaren worden erkend, diensten die gevorderd worden in plaats van de verplichte militaire dienst;

WBV (2021/5), houdende wijziging van de Vc 2000 van 8 april 2021

[…]

Gelet op het wijdverspreide seksuele geweld binnen de militaire trainingskampen komen vrouwen, die aannemelijk maken nog het volledige traject in Sawa (of een ander trainingskamp) te moeten doorlopen in beginsel in aanmerking voor een verblijfsvergunning in verband met een reëel risico op ernstige schade, tenzij uit individuele verklaringen of algemene bron gebleken is dat wel bescherming kan worden ingeroepen

[…]

Vreemdelingencirculaire 2000

C7/13.5.1

De IND neemt in ieder geval voor de volgende categorieën aan dat het niet mogelijk is de bescherming te verkrijgen van de autoriteiten of internationale organisaties:

[…]

-vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor (seksuele) geweldpleging (al dan niet in een militair trainingskamp) tenzij uit individuele verklaringen of algemene bron gebleken is dat wel de bescherming kan worden ingeroepen; en

[…]

C7/13.5.2

De IND neemt in ieder geval voor de volgende categorieën aan dat er geen binnenlands beschermingsalternatief in Eritrea aanwezig is voor:

[…]

-vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor seksuele geweldpleging in een militair trainingskamp.

BIJLAGE 5 - Vragen voor zitting

- Wie komt in aanmerking voor het vervullen van de militaire dienst na terugkeer?

- Is leeftijd, geslacht, diasporastatus, familiesituatie/familieachtergrond,

opleidingsniveau van de vreemdeling daarbij van belang?

- Wat zijn de 'de jure ’ en 'de facto' ontheffingsmogelijkheden?

- Hoe ziet de invulling van de actieve dienstplicht eruit? Spelen de hiervoor genoemde factoren (leeftijd, opleiding, geslacht etc.) daarbij een rol?

- Bestaat de dienstplicht altijd uit een militair en civiel deel?

- In welke gevallen wordt de dienstplicht verlengd?

- Wie komt in aanmerking voor het vervullen van een verlengde dienstplicht? Spelen de hiervoor genoemde factoren (leeftijd, opleiding, geslacht etc.) daarbij een rol?

- Hoe lang duurt een verlengde dienstplicht?

- Hoe ziet de invulling van de verlengde dienstplicht eruit?

- Levert vervulling van de dienstplicht / verlengde dienstplicht dwangarbeid op? En zo ja, wanneer? Levert het een schending van artikel 3 EVRM op?

Specifieke vragen in deze procedure:

- In hoeverre lopen familieleden van deserteurs bij terugkeer naar Eritrea het risico om vervangend te worden gestraft?

- Zijn de autoriteiten in staat bij terugkeer van een vreemdeling te achterhalen dat die een familielid is van een deserteur, zo ja hoe?

- Vindt de praktijk van vervangend straffen ook plaats als de vermeende deserteur inmiddels alsnog de dienstplicht heeft vervuld, of inmiddels is gestraft of is overleden?

- Waaruit bestaan de sancties dan?

- Heeft het zijn van familielid van een deserteur gevolgen voor het zelf vervullen van de dienstplicht?