Samenvatting advies strafbaarstelling voorbereiding seksueel kindermisbruik

Gepubliceerd op 14 december 2021

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel dat voorbereidingshandelingen voor seksueel kindermisbruik strafbaar stelt. Het wetsvoorstel is bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee is ook het advies van de Afdeling advisering openbaar geworden.

Achtergrond van het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel komt voort uit de wens om het alleen al in bezit hebben van instructies voor seksueel kindermisbruik strafbaar te stellen. Zulke instructies zouden op dit moment circuleren op het dark web. Het in bezit hebben van deze instructies is onder omstandigheden nu al strafbaar. Dat is bijvoorbeeld zo als dat bezit als doel heeft om een bepaald misdrijf te plegen. Ook als de instructies naast tekst kinderpornografische afbeeldingen bevatten is het bezit hiervan nu al strafbaar. Maar dat geldt niet voor het louter bezitten van alleen geschreven instructies. Het wetsvoorstel wil deze leemte in de wet oplossen door ook dit strafbaar te stellen.

Nieuw artikel

Daarvoor stelt de regering voor om in het Wetboek van Strafrecht een nieuw artikel toe te voegen waarin – samengevat – het bezitten, verwerven en anderen bijbrengen van instructief materiaal voor seksueel misbruik van kinderen tot zestien jaar ook strafbaar wordt gesteld. Het wetsvoorstel plaatst deze gedragingen in de sleutel van het voorbereiden van een aantal specifieke seksuele misdrijven: het bezitten, verwerven of anderen bijbrengen van instructief materiaal wordt aangemerkt als voorbereidingshandeling op die misdrijven.

Kanttekeningen bij de vormgeving

Het in bezit hebben van instructies voor seksueel kindermisbruik is zeer onwenselijk gedrag. Het is daarom begrijpelijk dat de regering dit wil tegengaan. Wel is het de vraag of dat kan worden bereikt met de keuze van de regering om dit gedrag via een voorbereidingshandeling strafbaar te stellen.
Een voorbereidingshandeling impliceert namelijk dat er een ánder misdrijf wordt voorbereid, en dus dat er opzet bestaat op het plegen van dat andere misdrijf. Zo beschouwd valt het louter in bezit hebben van instructies voor kindermisbruik niet onder het bereik van deze strafbepaling. Iets ‘louter’ in bezit hebben betekent immers dat iemand juist geen andere bedoelingen hoeft te hebben met dat bezit. De toelichting bij het voorstel is onduidelijk over of het wetsvoorstel nu wel of niet opzet vereist op het plegen van een ander misdrijf. Daardoor is ook onduidelijk of het wetsvoorstel wel de leemte in de wet oplost die het zegt te willen oplossen.
Een ander probleem bij de vormgeving van dit wetsvoorstel is dat het buiten de grenzen treedt van de algemene regeling in het Wetboek van Strafrecht voor voorbereidingshandelingen. Voorbereidingshandelingen zijn nu alleen strafbaar als op het delict een gevangenisstraf van acht jaar of meer staat, terwijl op sommige delicten die in dit wetsvoorstel genoemd worden, een gevangenisstraf van maximaal zes jaar staat. Het is de vraag of afwijken van deze algemene regeling wenselijk is. Hoe meer specifieke bepalingen, hoe minder betekenis toekomt aan de algemene regeling. In een voorlichting uit 2010 heeft de Afdeling advisering al aangegeven dat voor zo’n afwijking een bijzondere rechtvaardiging nodig is. In ieder geval moet zo’n afwijking adequaat worden gemotiveerd. Deze motivering ontbreekt naar het oordeel van de Afdeling advisering.

Naar een zelfstandige strafbaarstelling?

Aan de hand van deze punten, komt de Afdeling advisering tot de conclusie dat de gekozen vormgeving van het wetsvoorstel beter kan worden onderbouwd. Daarbij vraagt zij in het bijzonder aandacht om de vormgeving als voorbereidingshandeling af te wegen tegen de vormgeving als een zelfstandige strafbepaling. Dit laatste heeft als voordeel dat geen onduidelijkheid bestaat over het opzetcriterium en dat zo’n bepaling niet buiten de kaders treedt van de bestaande regeling voor voorbereidingshandelingen. Als voorbeeld wijst de Afdeling advisering op de bepaling in het Wetboek van Strafrecht waarin het bezitten en verwerven van kinderpornografisch materiaal zelfstandig strafbaar is gesteld zonder het te plaatsen in de sleutel van de voorbereidingshandeling. Wordt hiervoor niet gekozen, dan is het advies om in ieder geval te verduidelijken of het wetsvoorstel opzet op het plegen van een ander misdrijf vereist. Is dat wel zo, dan moet ook worden verduidelijkt welke lacune het wetsvoorstel precies opvult.


Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling adviseringen de reactie (nader rapport) van de minister daarop.