Samenvatting advies wijziging Rijkswet op het Nederlanderschap

Gepubliceerd op 6 oktober 2021

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Het wetsvoorstel is op 6 oktober 2021 bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee is ook het advies van de Afdeling advisering openbaar geworden.

Achtergrond

Sinds 2017 heeft de minister van Justitie en Veiligheid de tijdelijke bevoegdheid het Nederlanderschap in te trekken van Nederlanders die zich in het buitenland hebben aangesloten bij een terroristische organisatie. Hij heeft hiervoor geen voorafgaande strafrechtelijke veroordeling nodig. De intrekking vindt plaats in het belang van de nationale veiligheid van het Koninkrijk. Ze heeft als doel legale terugkeer naar het Koninkrijk onmogelijk te maken en illegale terugkeer te bemoeilijken. Deze bevoegdheid van de minister vervalt op 1 maart 2022.

Inhoud van het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel heeft tot doel de bevoegdheid tot intrekking van het Nederlanderschap permanent in de wet op te nemen. Inhoudelijk wordt de bevoegdheid van de minister niet gewijzigd. Wel schrapt het wetsvoorstel de toezichthoudende taak van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD). Daarnaast biedt het wetsvoorstel een grondslag voor de verwerking van bijzondere persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard. Dan gaat het bijvoorbeeld om de verwerking van gegevens over de religie van de betrokkene of om informatie dat deze persoon eerder onderwerp is geweest van een strafrechtelijk onderzoek.

Noodzaak voor permanente bevoegdheid

Het intrekken van het Nederlanderschap is een erg ingrijpende maatregel voor de betrokkene. Daarom heeft de wetgever er destijds bewust voor gekozen om deze bevoegdheid tijdelijk in de wet op te nemen. De vraag is dan ook of er op dit moment gegronde redenen zijn de bevoegdheid te continueren en zelfs permanent in de wet op te nemen. De Afdeling advisering is van oordeel dat de minister voor een permanente regeling onvoldoende zwaarwegende argumenten geeft.

Werking en (neven)effecten van de maatregel

Zo rijzen allereerst vragen over de werking en de (neven)effecten van de maatregel. Een maatregel die personen vanwege de potentiële dreiging die van hen uitgaat bewust buiten de grenzen van het Koninkrijk houdt, verplaatst het probleem naar andere – in dit geval vaak fragiele – staten. Ook uit het oogpunt van de bevordering van de internationale rechtsorde kunnen daar vraagtekens bij worden geplaatst. Daarnaast hecht de regering er grote waarde aan dat uitreizigers die verdacht worden van terroristische misdrijven worden berecht. Volgens het Openbaar Ministerie wordt effectieve strafrechtelijke vervolging echter onmogelijk gemaakt door intrekking van het Nederlanderschap en de zogenoemde ongewenstverklaring die daarmee gepaard gaat.

Verhouding tot nieuw strafrechtelijk instrumentarium

Het wetsvoorstel doet ook vragen rijzen over de verhouding van de bestuurlijke maatregel tot het strafrechtelijke instrumentarium. De afgelopen jaren hebben zich diverse ontwikkelingen in het strafrecht voorgedaan, waardoor van strafrechtelijk optreden een meer vroegtijdige werking kan uitgaan. Het is daardoor de vraag in hoeverre de intrekkingsbevoegdheid waarmee destijds het bestaande wettelijke instrumentarium ter bestrijding van terrorisme werd aangevuld, door deze ontwikkelingen nog steeds noodzakelijk is.

Overige aspecten van het wetsvoorstel

De Afdeling advisering maakt ook nog opmerkingen over de grondslag voor de verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard. Volgens de toelichting bij het wetsvoorstel kan deze verwerking noodzakelijk zijn voor de (voorbereiding van een besluit tot) intrekking. De voorgestelde grondslag voldoet echter niet aan de eisen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.


Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering en de reactie van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.