Samenvatting advies wetsvoorstel vrachtwagenheffing

Gepubliceerd op 15 september 2021

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel voor de vrachtwagenheffing. Het wetsvoorstel is op 15 september 2021 bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee is ook het advies van de Afdeling advisering openbaar geworden.

Inhoud van het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel regelt de invoering van een kilometerheffing voor binnenlandse en buitenlandse vrachtwagens op de hoofdwegen in Nederland. Iedere vrachtwagen zal moeten beschikken over boordapparatuur die de gereden kilometers registreert. De vrachtwagenhouder sluit daarover een dienstverleningsovereenkomst met een private dienstaanbieder. De verschuldigde heffing wordt aan de dienstaanbieder betaald. Deze draagt de heffingen vervolgens af aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Ook regelt het wetsvoorstel dat de netto-opbrengsten van de vrachtwagenheffing voor de overheid naar de sector worden teruggesluisd om verduurzaming en innovatie van de Nederlandse vervoersector te stimuleren. Dit wordt de ‘terugsluis’ genoemd.

Afweging van alternatieven

Het is begrijpelijk dat gekozen wordt voor duurzaam en rechtvaardig wegtransport waarbij ‘de gebruiker of vervuiler betaalt’. Wel zijn met de vrachtwagenheffing relatief hoge uitvoeringskosten gemoeid. Ook wordt slechts een beperkte tariefdifferentiatie naar zwaarteklasse voorgesteld, terwijl in het bijzonder de zeer zware vrachtwagens relatief grote schade aan de weg veroorzaken. Bovendien zijn er alternatieven denkbaar die mogelijk minder nadelig of kostbaar zijn. Uit de opgestelde maatschappelijke kosten-batenanalyse blijkt niet dat andere beleidsinstrumenten of -varianten in de afweging zijn betrokken. Het advies is om hier in de toelichting nader op in te gaan.

Betaling en invordering via het privaatrecht

Omdat het gaat om een heffing in de zin van de Grondwet die een bestuursrechtelijke geldschuld oplevert, is bestuursrechtelijke betaling en invordering het uitgangspunt. Het wetsvoorstel wijkt van dit uitgangspunt af, doordat betaling en invordering via het privaatrecht plaatsvindt, op basis van overeenkomsten. Bovendien moet de wetgever daarvoor de kaders stellen en zorgen voor een toereikende inrichting van dit proces. Naar het oordeel van de Afdeling advisering is dit vooralsnog onvoldoende het geval en daardoor is het wetsvoorstel incompleet.

De betrokkenheid van de vervoerssector bij de ‘terugsluis’

Wettelijk wordt vastgelegd dat de minister in overleg met de vervoerssector ten minste elke vijf jaar een meerjarenprogramma vaststelt voor innovatie en verduurzaming van de vervoerssector. Het meerjarenprogramma wordt gefinancierd uit de netto-opbrengsten van de vrachtwagenheffing, die daarmee worden teruggesluisd naar de vervoerssector. Het is echter niet nodig om de betrokkenheid van de vervoerssector hierbij wettelijk vast te leggen. Daarnaast bestaat het risico dat het geld ondoelmatig wordt besteed, omdat de terugsluismaatregel niet is onderbouwd met een concrete investeringsbehoefte.


Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering en het nader rapport (de reactie) van de minister van Infrastructuur en Waterstaat.