Afdeling bestuursrechtspraak stelt nog een vraag aan Hof van Justitie over overdrachtstermijn in Dublinzaken

Gepubliceerd op 1 september 2021

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vandaag (1 september 2021) in drie vreemdelingenzaken een zogenoemde prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie in Luxemburg over de overdrachtstermijn in Dublinzaken. De Afdeling bestuursrechtspraak wil van het Hof van Justitie weten of een voorlopige voorziening die de Afdeling bestuursrechtspraak heeft getroffen op verzoek van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de overdrachtstermijn in Dublinzaken opschort.

Eerst ergens anders en daarna in Nederland asiel aangevraagd

In twee zaken hebben de vreemdelingen voordat zij naar Nederland kwamen en hier een asielaanvraag indienden, in Italië en Roemenië al zo'n aanvraag gedaan. In de derde zaak kreeg de vreemdeling van de Italiaanse autoriteiten een Schengenvisum. Volgens de staatssecretaris volgt uit de Europese Dublinverordening dat niet Nederland, maar de andere EU‑lidstaat in zulke gevallen verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielverzoeken. Daarom heeft de staatssecretaris de asielverzoeken niet in behandeling genomen en Italië en Roemenië verzocht om de vreemdelingen terug te nemen. Beide EU-lidstaten gingen daarmee akkoord en vanaf dat moment heeft de staatssecretaris zes maanden de tijd om de vreemdelingen over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat. Doet zij daar langer over, dan is Nederland verantwoordelijk om de asielaanvragen inhoudelijk te behandelen.

Voorlopige voorziening om overdrachtstermijn op te schorten

De vreemdelingen hebben alle drie beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris om hun aanvragen niet in behandeling te nemen. De rechtbanken hebben deze besluiten vernietigd. De staatssecretaris heeft tegen alle drie de uitspraken hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak. De staatssecretaris heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak gevraagd te bepalen dat zij geen nieuw besluit hoeft te nemen op de aanvragen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist en dat de overdrachtstermijn op grond van de Dublinverordening wordt opgeschort. De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorlopige voorziening toegewezen.

Prejudiciële vraag

De vreemdelingen voeren aan dat deze praktijk van de Afdeling bestuursrechtspraak, waarin haar voorzieningenrechter de overdrachtstermijn opschort op verzoek van de staatssecretaris, in strijd is met de Europese Dublinverordening. Hoewel het de Afdeling bestuursrechtspraak goed voorstelbaar lijkt dat de Dublinverordening zich niet verzet tegen deze praktijk, legt zij deze vraag toch voor aan het Hof van Justitie in Luxemburg.

Schorsing behandeling

De Afdeling bestuursrechtspraak schorst de verdere behandeling van de drie zaken in afwachting van het antwoord van het Hof van Justitie in Luxemburg. Daarna zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van de zaken voortzetten en uiteindelijk hierin definitieve uitspraken doen. In één van deze drie zaken heeft de Afdeling bestuursrechtspraak in de verwijzingsuitspraak van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1124, al een vraag gesteld over de overdrachtstermijn in Dublinzaken. De Afdeling bestuursrechtspraak vraagt het Hof in Luxemburg in de verwijzingsuitspraak van vandaag om beide vragen samen te behandelen.


Lees hier de volledige tekst van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak met de zaaknummers 202001503/1/V1, 202005113/3/V1 en 202102273/1/V1.