Afdeling bestuursrechtspraak wil van Europees Hof weten of diplomatieke kaart een verblijfstitel oplevert

Gepubliceerd op 25 augustus 2021

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van vandaag (25 augustus 2021) in een vreemdelingenzaak een zogenoemde prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie in Luxemburg. De vraag gaat over de Dublinverordening en houdt verband met de asielverzoeken van een diplomatengezin.

Achtergrond

Het gaat in deze zaak om een gezin waarvan de vader op de ambassade van zijn land in een lidstaat van de Europese Unie heeft gewerkt. Hij heeft ook samen met zijn gezin in die lidstaat gewoond. Zij hebben diplomatieke kaarten gekregen van het ministerie van Buitenlandse Zaken van die lidstaat. Deze kaarten zijn verstrekt op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer. Na enkele jaren heeft het gezin de lidstaat verlaten. Zij hebben daarna in Nederland om asiel gevraagd.

Dublinverordening: wie is verantwoordelijk?

Centrale vraag in deze zaak is welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van het diplomatengezin. Nederland of de lidstaat waar de vader als diplomaat heeft gewerkt? Daarover verschillen de partijen van mening. In de Dublinverordening staat dat als een vreemdeling in het bezit is van een zogenoemde geldige verblijfstitel, de lidstaat die deze verblijfstitel heeft afgegeven verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. Volgens de staatssecretaris zijn de diplomatieke kaarten die aan het gezin zijn verstrekt zo’n verblijfstitel en dus is Nederland niet verantwoordelijk voor de behandeling van de asielverzoeken. Het diplomatengezin voert echter aan dat zij hun verblijfsrecht in de andere lidstaat rechtstreeks ontleenden aan het Verdrag van Wenen en dat de diplomatieke kaarten daar slechts een bevestiging van zijn en geen verblijfstitel.

Dublinverordening geeft geen duidelijk antwoord

Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak geeft de Dublinverordening geen duidelijk antwoord op de vraag of een diplomatieke kaart een verblijfstitel oplevert. Ook is er geen eerdere rechtspraak van het Hof van Justitie die hier antwoord op geeft. Bovendien is er ook onder EU-lidstaten geen overeenstemming of een diplomatieke kaart een verblijfstitel oplevert. Om uitspraak te kunnen doen in deze zaak stelt de Afdeling bestuursrechtspraak daarom deze vraag aan het Hof van Justitie.

Schorsing behandeling

De Afdeling bestuursrechtspraak schorst de verdere behandeling van deze zaak in afwachting van het antwoord van het Hof van Justitie in Luxemburg. Daarna zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling voortzetten en uiteindelijk in deze zaak definitief uitspraak doen.


Lees hier de volledige tekst van de verwijzingsuitspraak met zaaknummer 202001990/1.