Afdeling bestuursrechtspraak stelt vragen aan Europees Hof over vreemdelingenbewaring

Gepubliceerd op 23 december 2020

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vandaag (23 december 2020) in twee vreemdelingenzaken een zogenoemde prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie in Luxemburg. Zij wil van het Hof weten of Europese regels de rechtbank verplichten om uit zichzelf te toetsen of aan alle voorwaarden voor vreemdelingenbewaring is voldaan, ook als de vreemdeling deze voorwaarden zelf niet aan de orde heeft gesteld.

Voorwaarden vreemdelingenbewaring

De Afdeling bestuursrechtspraak stelt de vraag in twee zaken waarbij een man uit Sierra Leone en een man uit Algerije in vreemdelingenbewaring waren gesteld, in afwachting van hun uitzetting uit Nederland. Vreemdelingenbewaring is een ingrijpende maatregel. Daarom zijn er allerlei voorwaarden aan verbonden. Daarbij gaat het er bijvoorbeeld om of de vreemdeling probeert zich aan zijn uitzetting te onttrekken en of de staatssecretaris voortvarend genoeg werkt aan de uitzetting van de vreemdeling.

Ambtshalve toetsing of niet

De mannen uit Sierra Leone en Algerije hebben de voorwaarde van voldoende voortvarendheid niet naar voren gebracht in hun procedure bij de rechtbank. Toch heeft de rechtbank uit eigen beweging (ambtshalve) aan die voorwaarde getoetst, en geoordeeld dat de vreemdelingenbewaring in beide gevallen onrechtmatig was. De Nederlandse wet verbiedt zo’n ambtshalve toets. Maar het is niet uitgesloten dat relevante Europese richtlijnen de bestuursrechter daartoe wel verplichten. De Afdeling bestuursrechtspraak wil daarover nu uitsluitsel van het Europese Hof.

Schorsing behandeling

De Afdeling bestuursrechtspraak schorst de verdere behandeling van deze zaken in afwachting van het antwoord van het Hof van Justitie in Luxemburg. Daarna zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling voortzetten en uiteindelijk een definitieve uitspraak in beide zaken doen.


Lees hier de volledige tekst van de verwijzingsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak met zaaknummers 201904771/1 en 201904774/1.