Staatssecretaris J&V zal altijd actuele bedreiging voor de openbare orde moeten onderzoeken

Gepubliceerd op 16 december 2020

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zal bij een vreemdeling van wie vaststaat dat die zeer ernstige misdrijven heeft gepleegd, altijd moeten beoordelen of die vreemdeling nog steeds een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt. Het is wel aan de vreemdeling om aan te tonen dat hij zijn leven sindsdien heeft gebeterd. Dit staat in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (16 december 2020).

Zeer ernstige misdrijven

Het gaat in deze zaak om een vreemdeling op wie artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is. Dat is iemand die zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige misdrijven en daarom geen recht heeft op verblijf in Nederland. Het kan dan gaan om oorlogsmisdaden, maar ook om terrorisme, marteling en andere misdrijven tegen de menselijkheid. In deze zaak had de staatssecretaris de vreemdeling eerder al vanwege zijn 1(F)‑status een inreisverbod opgelegd. De vreemdeling vroeg de staatssecretaris om dat verbod op te heffen, omdat hij zijn leven zou hebben gebeterd. De staatssecretaris wees dat verzoek af.

Arrest Hof van Justitie

Het Hof van Justitie in Luxemburg heeft in het arrest K. en H.F. van mei 2018 geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat op iemand artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is, niet betekent dat die vreemdeling alleen al daarom een actuele bedreiging vormt voor de openbare orde. De staatssecretaris zal altijd een individuele beoordeling moeten doen. Daarbij moet niet alleen worden gekeken naar de ernst van de misdrijven, maar ook naar het tijdsverloop en hoe een vreemdeling zich daarna heeft gedragen, aldus het Hof van Justitie.

Wat betekent dit voor de praktijk?

In de uitspraak van vandaag past de Afdeling bestuursrechtspraak dit arrest toe. Als een vreemdeling zegt dat hij geen actueel gevaar (meer) vormt voor de openbare orde, is het aan hem om dat te bewijzen. Die vreemdeling zal verantwoordelijkheid moeten nemen voor zijn daden en oprecht berouw moeten tonen. Tegelijkertijd moet hij bewijzen dat hij zijn leven sindsdien aantoonbaar heeft gebeterd. De staatssecretaris moet op haar beurt dat bewijs zorgvuldig onderzoeken en gemotiveerd beoordelen, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak. De enkele stelling van de vreemdeling dat de misdrijven lang geleden zijn gepleegd en in een ander land hebben plaatsgevonden, is onvoldoende. Het gaat immers om zeer ernstige misdrijven tegen de menselijkheid.


Lees hier de uitspraak met zaaknummer 201907281/1.