Samenvatting van het advies over de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid

Gepubliceerd op 24 december 2020

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid. Het wetsvoorstel is op 18 december 2020 bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee is ook het advies van de Afdeling advisering openbaar geworden.

Achtergrond en inhoud wetsvoorstel

Staatlozen zijn personen die door geen enkel land ter wereld als burger worden erkend. Zij kunnen daarom geen beroep doen op de bescherming van een overheid. Nederland kent momenteel geen specifieke vaststellingsprocedure voor staatloosheid. In de Basisregistratie personen worden alleen personen opgenomen die hun staatloosheid documentair kunnen aantonen. Omdat er voor staatloze personen doorgaans geen land is dat bereid of in staat is om zulke documentatie te verschaffen, is het vaak onmogelijk om aan dit criterium te voldoen. Met de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid wordt een speciale procedure gecreëerd om staatloosheid vast te laten stellen door de civiele rechter.

Advies

Verblijfsrecht

Het voorstel kent de staatloze tijdens de procedure en als gevolg van de vaststelling van staatloosheid niet automatisch een verblijfsrecht toe. Het Staatlozenverdrag uit 1954 verplicht hier strikt genomen ook niet toe. De Staatloosheidsverdragen hebben echter wel tot doel de moeilijke situatie waarin staatloze personen zich bevinden, te verbeteren. Als de staatloze buiten zijn schuld niet kan vertrekken, is het daarom van groot belang dat hij een echte mogelijkheid heeft om een verblijfsvergunning te verkrijgen. In het wetsvoorstel wordt niet goed uitgelegd hoe het Nederlandse vreemdelingenbeleid zal worden toegepast op een erkend staatloze persoon. Zonder deze uitleg kan niet goed worden beoordeeld of de eisen die het Nederlandse vreemdelingenbeleid aan de betrokkene staatloze stelt, proportioneel zijn. Het advies is dan ook om nader in te gaan op de effectiviteit van de huidige mogelijkheden voor staatloze personen die Nederland buiten hun schuld niet kunnen verlaten.

Identiteitsdocument

De erkend staatloze persoon krijgt geen identiteitsdocument als hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Maar het Staatlozenverdrag uit 1954 verplicht verdragspartijen daartoe wel uitdrukkelijk, ongeacht de verblijfsstatus. Een identiteitsdocument is voor de staatloze van belang omdat hij daarmee een beroep kan doen op de rechten uit het Staatlozenverdrag uit 1954. De beschikking die de rechter in de vaststellingsprocedure afgeeft, is geen identiteitsdocument in de zin van de Wet op de identificatieplicht. Dat het verstrekken van een identiteitsdocument aan een persoon die hier niet legaal verblijft op nationaal niveau tot juridische of praktische problemen kan leiden, doet er niet aan af dat Nederland die verplichting heeft op grond van het Staatlozenverdrag uit 1954. De wet zou daarom zo aangepast moeten worden dat aan een erkend staatloze een identiteitsdocument wordt verstrekt.


Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering en het nader rapport van de staatssecretaris.