Samenvatting van voorlichting over bestuursbenoemingen in de rechtspraak

Gepubliceerd op 7 oktober 2020

De minister voor Rechtsbescherming heeft de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd om een zogenoemde voorlichting te geven over mogelijke kwetsbaarheden in de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO). Dit naar aanleiding van een motie die de Tweede Kamer daarover heeft aangenomen. De vraag die in de voorlichting centraal staat is in hoeverre er sprake is van mogelijke kwetsbaarheden in de Wet RO als het gaat om de (her)benoeming, schorsing en/of het ontslag van leden van de Raad voor de rechtspraak en het gerechtsbestuur. De voorlichting is op 7 oktober 2020 openbaar gemaakt.

Achtergrond van huidige bestuursstructuur

Bij de beantwoording van de vraag van de minister is de achtergrond van de huidige bestuursstructuur van de rechterlijke organisatie van belang. Daarbij speelt de rechterlijke onafhankelijkheid een rol, maar ook de ministeriële verantwoordelijkheid voor het functioneren van de rechtspraak. De bevoegdheden van de minister hebben betrekking op de bedrijfsvoering en de financiering van de rechtspraak. Tegen deze achtergrond  heeft de minister ook bevoegdheden met betrekking tot de (her)benoeming, schorsing en het ontslag van leden van de Raad voor de rechtspraak en het gerechtsbestuur.

Betrokkenheid minister botst niet met de onafhankelijkheid van de rechtspraak

In het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) is aangegeven dat de rechtspraak onafhankelijk moet zijn. Maar dat betekent niet dat de minister zich afzijdig moet houden van de (her)benoeming, schorsing en het ontslag van leden van de Raad voor de rechtspraak en het gerechtsbestuur. Uit de internationale en Europese normen en ontwikkelingen in de rechtspraak kan ook worden afgeleid dat de betrokkenheid van de minister bij de (her)benoeming van leden van de Raad voor de rechtspraak en het gerechtsbestuur niet botst met de bepalingen in het EVRM of het Handvest.

Minister moet ministeriële verantwoordelijkheid kunnen vervullen

De rol die de minister heeft bij de procedures van (her)benoeming, schorsing en ontslag van leden van de Raad voor de rechtspraak en het gerechtsbestuur, hoeft naar de opvatting van de Afdeling advisering niet aangepast te worden. Bij de wijziging van de Wet RO in 2002 is goed nagedacht over de verschillende constitutionele uitgangspunten die van belang zijn en is daartussen een  evenwicht gevonden. De Raad voor de rechtspraak heeft een belangrijke functie bij de bedrijfsvoering van en de besteding van publieke middelen voor de rechtspraak. Voor deze specifieke terreinen moet de minister uiteindelijk verantwoordelijkheid kunnen dragen. Daarom is het van groot belang dat de minister vertrouwen heeft in de personen die lid zijn van de Raad voor de rechtspraak. Een beperking van de rol van de minister bij de benoeming van leden van de Raad voor de rechtspraak, kan afbreuk doen aan de vervulling van de ministeriële verantwoordelijkheid.

Transparantie huidige procedures

De procedures voor (her)benoeming, met inbegrip van de betrokkenheid van de vertegenwoordigers van de gerechten, zijn grotendeels vastgelegd in interne protocollen. Deze protocollen zijn ingewikkeld en niet openbaar. Dat is niet wenselijk. Het is raadzaam   de transparantie te vergroten door de interne protocollen openbaar te maken, zodat voor iedereen duidelijk is welke procedures gelden en wie op welk moment zijn inbreng kan leveren. Waar mogelijk, zou daarnaast kunnen worden geprobeerd de procedures eenvoudiger te maken.

Betrokkenheid rechters en gerechtsambtenaren kan worden verstevigd

In de geldende procedures is er al  sprake van een betrokkenheid van personen uit verschillende onderdelen van de rechtspraak. Toch is het ook in het licht van de geconstateerde onvrede op de werkvloer raadzaam om te onderzoeken  hoe de betrokkenheid van de rechters en gerechtsambtenaren bij de benoeming van bestuurders van hun gerechten kan worden verstevigd. Zo zou gedacht kunnen worden aan rol voor de gerechtsvergadering of een vertegenwoordiging daaruit.

Het vertrouwen tussen rechters en het bestuur moet worden verbeterd

Rechters ervaren een kloof tussen hen en het bestuur. Het lijkt erop dat dit vooral te maken heeft met een gebrek aan voldoende vertrouwen in elkaars functioneren. Dat los je niet op door bepaalde wettelijke bevoegdheden te veranderen of te beperken. Het moet wel bespreekbaar worden gemaakt. Daarvoor moet de rechtspraak zelf de nodige stappen zetten, zodat het vertrouwen kan worden verbeterd.


Lees hier de volledige tekst van de voorlichting van de Afdeling advisering.