Samenvatting advies initiatiefwetsvoorstel wettelijk minimumuurloon

Gepubliceerd op 1 mei 2020

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over het initiatiefwetsvoorstel van het Tweede Kamerlid Gijs van Dijk (PvdA) dat voorziet in uniform wettelijk minimumuurloon, onafhankelijk van de sector waarin de werknemer werkzaam is. Het advies is op 1 mei 2020 openbaar geworden.

Inhoud wetsvoorstel

Het minimumloon per uur is afhankelijk van de normale arbeidsduur in de betreffende sector. Een werknemer die 40 uur per week werkt, heeft een lager minimumuurloon dan een werknemer die 36 uur per week werkt. Het wetsvoorstel heeft als doel om het wettelijk  minimumuurloon uniform te maken. Iedere werknemer krijgt daarmee recht op dezelfde minimumbeloning voor elk gewerkt uur. Deze harmonisatie zorgt volgens Van Dijk voor eenduidigheid en helderheid bij de toepassing van het minimumloon in de praktijk en een verhoging van het minimumloon voor werknemers die een werkweek hebben van meer dan 36 uur. Deze verhoging is noodzakelijk omdat een steeds groter gedeelte van de werkenden onder de armoedegrens verkeert, zo staat in de toelichting op het wetsvoorstel.

Belang van harmonisatie

Nederland kent sinds 1969 een wettelijk minimumloon dat moet voorzien in een sociaal aanvaardbaar bestaan. Door de systematiek verschilt het minimuurloon per sector en verdient niet elke werknemer hetzelfde voor elk gewerkt uur. De Afdeling advisering heeft begrip voor de gedachte dat een eenduidig wettelijk minimumuurloon gewenst is, maar maakt opmerkingen over de financiële gevolgen van het voorstel. Daarnaast stelt zij de vraag of het wetsvoorstel een oplossing biedt voor de door de initiatiefnemer gesignaleerde problemen.

Financiële gevolgen en keuze voor verhoging

Een werknemer die op dit moment een werkweek van meer dan 36 uur heeft, zal als gevolg van dit wetsvoorstel met een werkweek van 36 uur meer gaan verdienen per uur. Het wetsvoorstel maakt de grootte en impact van de financiële gevolgen voor de werkgever niet voldoende duidelijk. Verder is de vraag of de gemaakte keuze voor verhoging van het minimumloon wel noodzakelijk is. De werknemers die onder de armoedegrens leven zijn juist werknemers die in deeltijd of een deel van het jaar werken, of als zelfstandige werkzaamheden verrichten. Deze werknemers vallen buiten het bereik van het wettelijk minimumloon. Uit recent onderzoek blijkt geen aanleiding voor het bijstellen van het wettelijk minimumloon.

De Afdeling advisering vraagt verder nog aandacht voor de mogelijke effecten van het in stand houden van de koppeling van het minimumloon met de sociale zekerheidsuitkeringen en het ontbreken van consultatie van sociale partners.


Lees hier het volledige advies en het nader rapport (de reactie) van de initiatiefnemer.