Samenvatting advies over de Invoeringswet Europees Openbaar Ministerie

Gepubliceerd op 2 april 2020

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 29 januari 2020 advies uitgebracht over de aanpassing van enkele wetten ter uitvoering van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM). Het wetsvoorstel is op 2 april 2020 bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee is ook het advies van de Afdeling advisering openbaar geworden.

Inhoud en aanleiding wetsvoorstel

Het EOM is een nieuw orgaan dat is ingesteld om fraude met EU-middelen effectiever te kunnen bestrijden. Daarbij kan worden gedacht aan fraude met EU-subsidies voor verschillende activiteiten (studie, onderwijs, onderzoek en innovatie, economische activiteiten) maar ook aan fraude met invoerrechten, uitvoerrestituties, omzetbelasting en contracten aanbesteed door EU-instellingen. Het EOM mag strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden, onderzoeken, vervolgen en voor de nationale rechter brengen. Het EOM bestaat uit twee niveaus. Het ene is een centraal niveau dat is gevestigd in Luxemburg waar zich onder meer de Europese hoofdaanklager bevindt. Het andere is een decentraal niveau dat wordt gevormd door de gedelegeerd Europese aanklagers in de lidstaten. Het wetsvoorstel bevat maatregelen om het EOM operationeel te maken. Het wetsvoorstel regelt onder meer dat officieren van justitie bij het functioneel parket van het openbaar ministerie optreden als gedelegeerde Europese aanklagers en dat de bijzondere opsporingsdiensten opsporingshandelingen voor het EOM kunnen verrichten.

Grensoverschrijdende gevallen van fraude met EU-middelen

Een reden voor de Nederlandse regering om aan het EOM deel te nemen is dat fraude met EU-middelen vaak grensoverschrijdend van aard is en verband houdt met georganiseerde criminaliteit. De toelichting bij het wetsvoorstel besteedt nog geen aandacht aan hoe de samenwerking tussen de lidstaten in grensoverschrijdende gevallen verloopt en hoe de rechtsbescherming van de verdachte in dergelijke gevallen wordt gegarandeerd. In de Verordening EOM zijn specifieke regelingen getroffen om te bepalen in welke lidstaat de opsporing en vervolging zal plaatsvinden, en welk recht dan van toepassing is. In het wetsvoorstel zou daaraan aandacht moeten worden besteed.

Toevoeging aan taken bijzondere opsporingsdiensten

Bij het indienen van het wetsvoorstel bij de Afdeling advisering heeft de minister van Justitie en Veiligheid nog een specifieke vraag gesteld. Die vraag gaat over het toevoegen van de opsporing van fraude met EU-middelen aan de taken van de bijzondere opsporingsdiensten. De Afdeling advisering raadt aan vast te houden aan deze voorgestelde uitbreiding. De uitbreiding draagt eraan bij dat de opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten in alle gevallen - ook in gevallen die nu nog niet zijn te voorzien -  bevoegd zijn opsporingshandelingen te verrichten voor de gedelegeerd Europese aanklager.

Maar kan het EOM wel (altijd) sturing geven aan de opsporing en vervolging die op nationaal niveau plaatsvindt? In de toelichting op het wetsvoorstel zou moeten worden ingegaan op de aanpak van fraudezaken op basis van het algemene strafrecht en op de bevoegdheid die de reguliere politie daarvoor heeft. Ook zijn er bijzondere voorschriften in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Algemene douanewet die spanning kunnen opleveren met de taken en bevoegdheden van het EOM.


Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering en het nader rapport (de reactie) van de minister van Justitie en Veiligheid.