Samenvatting advies over het wetsvoorstel uitvoering breed offensief

Gepubliceerd op 13 februari 2020

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel uitvoering breed offensief, waarmee wordt geprobeerd om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen en te houden. Het advies is op 13 februari 2020 openbaar gemaakt.

Inhoud van het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel bevat een groot aantal maatregelen die onderdeel zijn van een breed offensief om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen en te houden. In de Participatiewet wijzigen hiervoor onder andere de regels rondom loonkostensubsidie en ondersteuning op maat zoals jobcoaching.

Advies

Nadat het wetsvoorstel aan de Afdeling ter advisering werd voorgelegd, publiceerde het Sociaal en Cultureel Planbureau de eindevaluatie van de Participatiewet. Die wijst op structurele problemen in de kern van deze wet. De aannames die in de Participatiewet zijn gedaan, blijken in de praktijk niet altijd te kloppen. Nu ook de maatregelen in dit wetsvoorstel op diezelfde aannames berusten, vindt de Afdeling advisering het noodzakelijk om die maatregelen nog eens tegen het licht te houden.

Effectief?

De Afdeling advisering betwijfelt of het wetsvoorstel in de praktijk effectief zal zijn. De voorgestelde maatregelen harmoniseren de loonkostensubsidie en ondersteuning op maat. Daardoor worden de verschillen tussen gemeenten voor deze instrumenten kleiner. Dat zou het voor werkgevers eenvoudiger moeten maken, waardoor er meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk worden geholpen. Maar uit de eindevaluatie van de Participatiewet blijkt bijvoorbeeld dat deze instrumenten op zichzelf werkgevers niet over de streep helpen. Het is juist de persoonlijke inzet van alle betrokkenen (waaronder werkgevers en gemeenten) die telt.

Schijnduidelijkheid, onnodige juridisering en bureaucratie

Beleidsruimte voor gemeenten en de mogelijkheden om maatwerk te leveren voor individuele burgers zijn daarom belangrijk. Harmonisatie van uitvoeringsinstrumenten kan daarmee op gespannen voet staan. Zelfs als dit alleen via een verordeningsplicht wordt geregeld, zoals in dit wetsvoorstel. Hiermee krijgen gemeenten de plicht om in een verordening het administratieve proces rondom loonkostensubsidie, en het aanbod van persoonlijke ondersteuningsinstrumenten vast te leggen. Deze verordeningsplicht heeft het risico van schijnduidelijkheid, onnodige juridisering en bureaucratie. Ook kan de verordeningsplicht leiden tot minder sturingsmogelijkheden voor gemeenten om binnen de financiële kaders te blijven. Daarnaast expliciteert het wetsvoorstel de mogelijkheid voor burgers om persoonlijke ondersteuning bij de gemeente aan te vragen.  Dit aanvraagrecht en opgelegde harmonisatie nemen echter niet het ervaren geldgebrek weg, wat voor sommige gemeenten de reden is om niet méér persoonlijke ondersteuning te bieden.

Gelijkwaardig overleg

Gelet op deze gevolgen van het wetsvoorstel voor gemeenten, is het belangrijk dat dergelijke wetswijzigingen in gelijkwaardig overleg tussen Rijk en gemeenten tot stand komen. Uit de toelichting bij het wetsvoorstel blijkt niet duidelijk dat de spelregels van het interbestuurlijk overleg voldoende in acht zijn genomen en wat de uitkomst van dat overleg was.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.


Lees hier de volledige tekst van het advies en het nader rapport (de reactie) van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.