Samenvatting advies over wetsvoorstel Experimentenwet rechtspleging

Gepubliceerd op 25 juli 2019

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel voor een Experimentenwet rechtspleging. Het wetsvoorstel is op 24 juli 2019 bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee is ook het advies van de Afdeling advisering openbaar geworden.

Inhoud wetsvoorstel

Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om in het burgerlijk procesrecht te experimenteren met snelle, effectieve en de-escalerende geschilbeslechting. Het biedt de mogelijkheid af te wijken van veel procesrechtelijke wetgeving in het burgerlijk recht.

Waarborgen

Het wetsvoorstel is vernieuwend, omdat het toestaat om met algemene maatregelen van bestuur van veel wetten af te wijken. De doelen in het wetvoorstel zijn daarbij ruim omschreven. Het komt erop aan dat er voldoende waarborgen moeten zijn voor experimenten. Maar het wetsvoorstel bevat die nog niet voldoende. Dat zou kunnen worden opgelost door concreter te omschrijven wat er in zo’n algemene maatregel van bestuur kan staan, door criteria te formuleren voor de opzet en evaluatie van een experiment en door een onafhankelijke commissie in te stellen die voornemens voor experimenten beoordeelt en daarover adviseert. Ook moet van te voren duidelijk zijn wie het evaluatieonderzoek uitvoert en begeleidt.

Griffierechten en rechtsbijstand

In de toelichting staat dat ook zelfstandige experimenten met griffierechten of rechtsbijstand mogelijk zijn. Hiermee wordt de toch al ruime doelstelling van het wetsvoorstel nog verder opgerekt. De genoemde onderwerpen hebben als zodanig geen verband met de in de toelichting beschreven problemen met de lange duur van de civiele procedures of het feit dat het burgerlijk procesrecht ingewikkeld is en te veel tussenstappen toelaat. Dat geldt nog meer voor het bestuursrecht en het strafrecht, waarover in de toelichting elke analyse ontbreekt. Zelfstandige experimenten met griffierechten en rechtsbijstand kunnen dan ook niet onder de reikwijdte van dit wetsvoorstel vallen.

Eindtermijn

Structurele afwijking van de wetten op het terrein van het burgerlijk procesrecht is geen normale situatie. Daarom zou de wet niet alleen de duur van experimenten moeten beperken, maar ook de geldigheidsduur van de wet zelf.

Verlenging experiment

Volgens het wetsvoorstel kan de duur van een experiment met een ministeriële regeling met maximaal drie jaar worden verlengd. Zo’n verlenging zou op hetzelfde niveau moeten worden geregeld als het toestaan van het experiment zelf. Het gaat namelijk om de voortzetting van de afwijkingen van een of meer bestaande procesrechtelijke wetten. Dat blijft ingrijpend en moet daarom op een hoger regelingsniveau dan een ministeriële regeling worden bepaald.

Financiële gevolgen

Volgens de toelichting zullen de experimenten worden betaald uit het budget voor vernieuwing, dat deel uitmaakt van de prijzen die elke drie jaar voor de rechtspraak worden afgesproken. In het wetsvoorstel zou moeten worden verduidelijkt hoe realistisch het is om het reguliere budget van de rechtspraak voor vernieuwing te gebruiken voor experimenten. Dat budget kan immers ook voor andere vernieuwingen nodig zijn.


Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering en het nader rapport (de reactie) van de minister voor Rechtsbescherming.