Samenvatting advies Tijdelijke Wet Groningen (voorheen: Wet Instituut Mijnbouwschade Groningen)

Gepubliceerd op 8 juli 2019

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel Tijdelijke Wet Groningen (voorheen bekend als de Wet Instituut Mijnbouwschade Groningen). Het wetsvoorstel is op 8 juli 2019 bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee is ook het advies openbaar geworden.

Tijdelijke regeling

De Afdeling advisering onderschrijft het maatschappelijke belang van afhandeling van de mijnbouwschade in Groningen door de overheid. Maar zij vindt wel dat de voorgestelde wettelijke regeling tijdelijk zou moeten zijn, en dat gedupeerden de mogelijkheid moeten houden om de mijnbouwexploitant zelf aan te spreken voor een schadevergoeding of om hun vordering aan de burgerlijke rechter voor te leggen.

Inhoud van het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel bevat een regeling voor de afhandeling van alle vormen van schade als gevolg van het winnen van gas uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg. Voor de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding wordt het Instituut Mijnbouwschade Groningen opgericht. Het wetsvoorstel maakt het Instituut exclusief bevoegd. Dat wil zeggen dat gedupeerden hun schade voortaan alleen nog via het Instituut vergoed kunnen krijgen. Tegen een beslissing van het Instituut kan een gedupeerde beroep instellen bij de bestuursrechter. Om te voorkomen dat voor dezelfde schade langs verschillende wegen om vergoeding wordt verzocht, bepaalt het wetsvoorstel verder dat de burgerlijke rechter een vordering tot vergoeding van schade niet in behandeling neemt. Voor de financiering van de schadeafhandeling bepaalt het wetsvoorstel dat een heffing kan worden opgelegd aan de exploitant.

Oprichting Instituut Mijnbouwschade Groningen

Uitgangspunt van het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht is dat schade die is veroorzaakt door een private partij, in beginsel langs civielrechtelijke weg op die partij zelf wordt verhaald. Het overnemen van de schadeafhandeling door de overheid is daarom een verstrekkende beslissing. Op 19 maart 2018 heeft de Staat de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen ingesteld. Deze commissie heeft als taak om schade die het gevolg is van de gaswinning in Groningen af te handelen, als alternatief voor het aansprakelijk stellen van de exploitant. De Afdeling advisering vindt deze beslissing verantwoord, vanwege de aard en de omvang van de aardbevingsproblematiek in Groningen, en vanwege het bij bewoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties levende wantrouwen in de onafhankelijkheid van de schadeafhandeling door de exploitant. Hetzelfde geldt voor het voorstel om de positie en taak van de Tijdelijke Commissie in de wet vast te leggen door de instelling van het Instituut Mijnbouwschade Groningen. Om het uitzonderlijke karakter van deze regeling te benadrukken, zou de wet tijdelijk moeten zijn. De wetgever kan dan bij het aflopen van de wet een nieuwe afweging maken op basis van de op dat moment opgedane ervaringen.

Exclusieve bevoegdheid Instituut en positie burgerlijke rechter

Voor het op afstand plaatsen van de exploitant is het niet noodzakelijk om het Instituut exclusief bevoegd te maken tot het afhandelen van schade. Die exclusiviteit heeft als voordeel dat een gedupeerde alleen nog het Instituut hoeft aan te spreken voor de vergoeding van de schade, maar een gedupeerde kan toch zijn redenen kan hebben om de exploitant rechtstreeks aan te spreken voor een schadevergoeding of om een vordering voor te leggen aan de burgerlijke rechter. Uit artikel 112 van de Grondwet en jurisprudentie van de Hoge Raad volgt  dat zo’n vordering altijd aan de burgerlijke rechter kan worden voorgelegd, ook als de wetgever de bestuursrechter ‘bij uitsluiting’ bevoegd heeft verklaard. Dit betekent dat de toegang tot de burgerlijke rechter niet helemaal door de wetgever kan worden afgesloten. De Afdeling advisering adviseert daarom de regel te schrappen dat de burgerlijke rechter een vordering tot vergoeding van schade niet-ontvankelijk dient te verklaren.

Rechtseenheid

Tegen besluiten van het Instituut staat beroep open bij de rechtbank Noord-Nederland en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Omdat zich ook buiten Groningen gevallen van mijnbouwschade kunnen voordoen, kunnen bij andere rechtbanken soortgelijke zaken spelen (met de mogelijkheid van hoger beroep bij het gerechtshof en cassatie bij de Hoge Raad). De Afdeling advisering adviseert daarom  toe te lichten hoe de rechtseenheid tussen de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Hoge Raad wordt gewaarborgd en daarvoor zo nodig iets in de wet te regelen.


Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering en het nader rapport (de reactie daarop) van de minister van Economische Zaken en Klimaat.