Samenvatting advies over wetsvoorstel dat de Meststoffenwet wijzigt

Gepubliceerd op 24 mei 2019

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel dat de Meststoffenwet wijzigt. Het wetsvoorstel is op 17 mei 2019 bij de Tweede Kamer ingediend.

Daarmee is ook het advies van de Afdeling advisering openbaar geworden.

Fosfaatproductie

Voor de mestproductie in de melkveehouderij geldt voor fosfaat en stikstof een maximum (sectorplafond). In de Meststoffenwet zijn twee instrumenten opgenomen waarmee kan worden voorkomen dat het sectorplafond wordt overschreden of om, bij overschrijding, ervoor te zorgen dat de productie van fosfaat tot onder het vastgestelde plafond wordt teruggebracht. Ten eerste kan bij de verkoop van fosfaatrechten een percentage van de verkochte rechten worden gekort (afgeroomd), waardoor een deel van die rechten uit de markt wordt genomen. Ten tweede is er de mogelijkheid van een generieke korting van fosfaatrechten. In dat geval wordt bij de gehele sector een korting op de fosfaatrechten van melkveebedrijven toegepast.

Inhoud van het wetsvoorstel

Het wetvoorstel voorziet in een tijdelijke verhoging voor het lopende jaar van het afromingspercentage bij verkoop van 10 naar 20 procent. Doel van het wetsvoorstel is om te voorkomen dat er een generieke korting moet worden ingevoerd om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Nitraatrichtlijn en om te voorkomen dat de vrijstelling (derogatie) die aan Nederland is verleend en op basis waarvan tot en met 31 december 2019 meer dierlijke mest per hectare mag worden gebruikt, wordt beëindigd.

Afweging tussen generieke korting en verhoging van het afromingspercentage

De Afdeling advisering wijst erop dat het tijdelijk verhogen van het afromingspercentage betekent dat de financiële lasten volledig terecht komen bij melkveehouders die fosfaatrechten moeten kopen om de gewenste hoeveelheid vee te kunnen houden. De gevolgen voor die groep kunnen dan ook ingrijpend zijn. Bij toepassing van een generieke korting zouden die gevolgen zich verdelen over de gehele sector.

De toelichting bij het wetvoorstel geeft te weinig inzicht in hoe de gevolgen van enerzijds de voorgestelde verhoging van het afromingspercentage en anderzijds toepassing van een generieke korting zich tot elkaar verhouden. Daardoor is onvoldoende inzichtelijk of de keuze voor de verhoging van het afromingspercentage proportioneel is. Een duidelijke toelichting is ook nodig omdat de verhoging van het afromingspercentage een regulering van eigendom als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van het Eerste Protocol van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is. In dat verband is het bovenal van belang  dat een behoorlijk evenwicht bestaat tussen het nagestreefde belang en de bescherming van de individuele rechten van de eigenaar.

Conclusie

Het advies is dan ook om nader te motiveren waarom een verhoging van het afromingspercentage de voorkeur verdient boven het invoeren van een generieke korting.


Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering en het nader rapport (de reactie) van de minister.