Samenvatting advies initiatiefwetsvoorstel wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties

Gepubliceerd op 18 april 2019

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over het initiatiefwetsvoorstel voor een bestuurlijk verbod van ondermijnende organisaties. Dit voorstel is van de Tweede Kamerleden Kuiken (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Van Oosten (VVD), Van der Graaf (CU) en Van der Staaij (SGP).

Het advies is op 18 april 2019 openbaar gemaakt.

Outlaw Motorcycle Gangs

Het wetsvoorstel geeft de minister voor Rechtsbescherming de bevoegdheid om organisaties bij besluit (beschikking) te verbieden die een cultuur van wetteloosheid creëren, bevorderen of in stand houden. Uit de toelichting bij het wetsvoorstel blijkt dat het voorstel specifiek gericht is op het verbieden van zogenoemde Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s) en soortgelijke organisaties.

Vrijheid van vereniging

De Afdeling advisering onderkent dat een adequaat instrumentarium belangrijk is om een einde te kunnen maken aan ondermijnende en ontwrichtende activiteiten van OMG’s. Het is begrijpelijk dat de initiatiefnemers de mogelijkheid willen bieden om sneller op te treden tegen dergelijke organisaties. Het voorstel moet echter worden bezien in de context van de vrijheid van vereniging. Ten opzichte van de bestaande regeling daarover in artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek betekent het voorstel een fundamentele wijziging. De bevoegdheid om een vereniging te verbieden, wordt met het voorstel niet langer voorbehouden aan een rechter, maar wordt ook toegekend aan de minister. Zo’n wijziging zou alleen moeten worden doorgevoerd als daarvoor zwaarwegende redenen zijn. De Afdeling advisering is van oordeel dat zulke zwaarwegende argumenten ontbreken.

Tijdwinst

De kans dat met het wetsvoorstel tijdwinst wordt geboekt ten opzichte van een rechterlijk verbod, acht de Afdeling advisering zeer klein. De minister zal een verbod zorgvuldig moeten voorbereiden en deugdelijk moeten motiveren. Hij zal hiervoor een gedegen dossier moeten samenstellen. Onduidelijk is of en zo ja, in welke mate de minister minder tijd nodig zou hebben voor het opbouwen van een dossier dan het openbaar ministerie in de huidige situatie. Daarbij is de kans zeer groot dat de bestuursrechter een verzoek om schorsing zal toewijzen vanwege de onomkeerbare gevolgen van een bestuurlijk verbod voor de organisatie. Daarmee wordt het effect teniet gedaan dat de initiatiefnemers beogen.

Overige bezwaren

Bovendien maken de uitzonderingen in het voorstel de ministeriële bevoegdheid moeilijk toepasbaar voor politieke partijen en kerkgenootschappen. Zo wordt de effectiviteit van het voorstel nog verder verkleind. Het wetsvoorstel roept daarnaast nieuwe, ook constitutionele vragen en problemen op. Om al deze redenen en vanwege de wens van de initiatiefnemers om tot verbeteringen te komen, is de Afdeling advisering van oordeel dat aanpassing van artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek de aangewezen weg zou zijn en niet de introductie van een nieuw middel als het bestuurlijk verbod.

Reactie initiatiefnemers

Hoewel de initiatiefnemers blijven bij de introductie van een bestuurlijk verbod, hebben zij hun wetsvoorstel wel op onderdelen aangepast naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering.


Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering en de reactie van de indieners.