Europees Hof beantwoordt vragen over Dublinverordening

Gepubliceerd op 2 april 2019

Vandaag (2 april 2019) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg prejudiciële vragen beantwoord over de Europese Dublinverordening. De Afdeling bestuursrechtspraak wilde van het Hof weten hoe moet worden omgegaan met de behandeling van een verzoek om internationale bescherming op grond van deze verordening.

Achtergrond

De Afdeling bestuursrechtspraak stelde de vragen in twee zaken van Syrische vreemdelingen. Zij hebben eerst in Duitsland een verzoek om internationale bescherming ingediend. De staatssecretaris heeft hun asielverzoek om die reden niet in behandeling genomen. Volgens de staatssecretaris volgt uit de Dublinverordening namelijk dat Duitsland - het land waar zij het eerst een verzoek hebben gedaan - verantwoordelijk is voor behandeling daarvan. Maar de vreemdelingen vinden dat Nederland verantwoordelijk is, omdat hun echtgenoten in Nederland verblijven en hier internationale bescherming genieten.

Prejudiciële vragen

De Afdeling bestuursrechtspraak wilde onder meer weten of uit de Dublinverordening volgt dat alleen de lidstaat waar het eerste verzoek is ingediend verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming. Ook wilde de Afdeling bestuursrechtspraak weten of de vreemdeling dan alleen in die lidstaat een beroep kan doen op de zogenoemde verantwoordelijkheidscriteria van de Dublinverordening. In het arrest van vandaag gaat het Hof van Justitie in op die vragen.

Voortzetting behandeling

Hiermee is nog geen einde gekomen aan deze procedures bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Zij heeft de behandeling van de zaken geschorst in afwachting van de antwoorden van het Hof in Luxemburg. Nu het Hof arrest heeft gewezen, zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van de zaken voortzetten en daarna definitieve uitspraken doen.


Lees hier het arrest van het Hof met nummers C 582/17 en C 583/17.