Samenvatting advies over strafbaarstelling seksuele intimidatie

Gepubliceerd op 1 maart 2019

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over het initiatiefvoorstel van de Tweede Kamerleden Asscher en Van Toorenburg om seksuele intimidatie strafbaar te stellen. Zij willen daarvoor het Wetboek van Strafrecht wijzigen. Het advies is op 28 februari 2019 openbaar geworden.

Achtergrond en inhoud initiatiefwetsvoorstel

Het initiatiefwetsvoorstel stelt seksuele intimidatie in het openbaar als overtreding strafbaar. Hiermee wordt beoogd een duidelijke norm te stellen: seksuele intimidatie is niet normaal, is strafwaardig en moet daarom zelfstandig strafbaar te worden gesteld. Uit onderzoek in Rotterdam naar seksuele intimidatie van vrouwen blijkt dat vrijwel alle vrouwen in de leeftijd van 18 tot 45 jaar wel eens te maken krijgen met een seksueel getinte toenadering. Opvallend is dat lang niet alle vrouwen die aangaven een seksueel getinte toenadering te hebben meegemaakt, ook vinden dat het in die gevallen gaat om seksuele intimidatie.

Advies

Handhaving
De Afdeling advisering is het met initiatiefnemers eens dat seksuele intimidatie niet normaal en niet gewenst is. Nog steeds worden vrouwen en mannen in de openbare ruimte geconfronteerd met seksuele intimidatie. Het is de vraag of het zelfstandig strafbaar stellen van seksuele intimidatie dit probleem zal oplossen. In zijn algemeenheid heeft strafbaarstelling van bepaald gedrag een normerende werking. Hierdoor heeft de strafbaarstelling van seksuele intimidatie zeker waarde. Maar naar verwachting zal handhaving zeer moeilijk zijn. De dader zal vaak onbekend zijn voor het slachtoffer en daarmee voor de politie moeilijk te identificeren. Daarnaast is aanhouding buiten heterdaad in geval van een overtreding niet mogelijk. Daarom is de kans groot dat een slachtoffer van seksuele intimidatie bij de politie nul op het rekest krijgt. Het initiatiefwetsvoorstel wekt dan verwachtingen die het niet kan waarmaken.

Voorzienbaarheid
Daarnaast moet de strafbaarstelling voldoen aan het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel en het daaruit voortvloeiende vereiste dat een strafbepaling zo duidelijk mogelijk moet zijn. Voorzienbaar moet zijn welke gedragingen leiden tot het opleggen van een straf en welke niet. Het 'zich op seksuele wijze uiten' moet iemand in een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie brengen. Daarbij hangt het van de ontvanger af of die de uiting als zodanig ervaart en of dus sprake is van strafbaar gedrag. De grens tussen normale toenadering en intimidatie is niet scherp. Waar experimenteer- of flirtgedrag overgaat in seksuele intimidatie, is voor iedereen anders en is bovendien sterk gebonden aan de context. Een andere intonatie of een knipoog kan hetzelfde complimentje opeens ongewenst maken. Daarmee staat de bestaande formulering van de delictsomschrijving op gespannen voet met het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel. Dit is ook problematisch in het licht van de eis van 'forseeability' van artikel 10, tweede lid, van het EVRM.


Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering en het nader rapport (de reactie) van de initiatiefnemers.