Uitspraak 201405466/1/A3 en 201405466/2/A3


Volledige tekst

Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.

201405466/1/A3 en 201405466/2/A3.
Datum uitspraak: 10 september 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

de burgemeester van Deventer,
appellant,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel van 27 mei 2014 in zaken nrs. 14/986 en 14/985 in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Azalea B.V., gevestigd te Deventer

en

de burgemeester.

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2013 heeft de burgemeester vier aanvragen van Azalea ten behoeve van de exploitatie van seksinrichtingen in de panden aan de Bokkingshang 13, 14, 16 en 20-24 te Deventer buiten behandeling gesteld.

Bij besluit van 15 april 2014 heeft de burgemeester het door Azalea daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 27 mei 2014 heeft de voorzieningenrechter het door Azalea daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 april 2014 vernietigd en het besluit van 6 november 2013 herroepen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 augustus 2014, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M. Ichoh, advocaat te Enschede, en Azalea, vertegenwoordigd door [bestuurder], en mr. C. van Deutekom, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.

Overwegingen

1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2. Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

3. De burgemeester heeft de aanvragen van Azalea met toepassing van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld, omdat zij de aanvullende gegevens waar bij brieven van 8 augustus 2013, 18 september 2013 en 21 oktober 2013 om is verzocht, niet heeft overgelegd. Het gaat om gegevens over de overdracht en financiering van de panden aan de Bokkingshang, waarvan Azalea de huurster is. Volgens de burgemeester zijn deze gegevens noodzakelijk voor de beoordeling van de aanvragen en kan Azalea redelijkerwijs de beschikking over deze gegevens krijgen.

4. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester niet in zijn standpunt dat Azalea redelijkerwijs over de gevraagde gegevens kon beschikken, kan worden gevolgd. Daarbij heeft hij in aanmerking genomen dat Azalea de verhuurder van de panden bij brief van 30 augustus 2013 om de desbetreffende gegevens heeft gevraagd, maar dat de verhuurder bij brief van 16 september 2013 te kennen heeft gegeven geen aanleiding te zien om deze gegevens aan haar te verstrekken. Volgens de voorzieningenrechter staat, anders dan de burgemeester heeft gesteld, niet vast dat Azalea op grond van de algemene bepalingen van de huurovereenkomst in rechte zou kunnen afdwingen dat de verhuurder de desbetreffende gegevens aan haar verstrekt. Bovendien kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook redelijkerwijs niet van Azalea worden verlangd dat zij een civiele procedure start om deze gegevens te verkrijgen, uitsluitend om haar aanvragen in behandeling te zien worden genomen. Nu Azalea niet redelijkerwijs over de door de burgemeester gevraagde gegevens kan beschikken, heeft de burgemeester de aanvragen ten onrechte buiten behandeling gesteld, aldus de voorzieningenrechter.

5. De burgemeester betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat hij zonder de gevraagde gegevens niet in staat is om zorgvuldig op de aanvragen van Azalea te beslissen. Volgens hem heeft de voorzieningenrechter de onduidelijkheid, die bij gebreke van deze gegevens bestaat, ten onrechte voor zijn rekening en risico, in plaats van voor rekening en risico van Azalea als aanvrager laten komen. Van Azalea hadden meer inspanningen mogen worden verwacht om de gevraagde gegevens te verkrijgen, aldus de burgemeester.

6. De burgemeester heeft de gegevens over de wijze van overdracht en financiering van de panden aan de Bokkingshang gevraagd in aanvulling op de door Azalea ingevulde en overgelegde formulieren als bedoeld in artikel 30 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet bibob). Hij heeft deze, naar gesteld, gevraagd ten behoeve van een inhoudelijke beoordeling van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet bibob. Gelet op artikel 9 van deze wet kan hij het Bureau bibob in dit kader om advies vragen. Onder deze omstandigheden is de burgemeester door de gegevens op te vragen vóór het in behandeling nemen van de aanvragen, in feite vooruitgelopen op de inhoudelijke beoordeling daarvan.

De burgemeester heeft niets aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het oordeel van de voorzieningenrechter over het gebrek aan mogelijkheden om verstrekking van de gegevens door de verhuurder op grond van de algemene bepalingen van de huurovereenkomst af te dwingen, onjuist is. Nu evenmin is aangetoond dat er andere redelijke mogelijkheden voor Azalea zijn om verstrekking te bewerkstelligen, ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat Azalea niet redelijkerwijs de beschikking over de gevraagde gegevens kan krijgen, als bedoeld in artikel 4:2, tweede lid, van de Awb. In de door de burgemeester aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 2 juli 2014 in zaak nr. 201306458/1/A3, ziet de voorzitter geen aanleiding voor een ander oordeel. De situatie die in die uitspraak aan de orde was, verschilt van de thans aan de orde zijnde situatie, omdat daarin niet in geschil was dat de aanvrager in ieder geval op het moment dat het bestuursorgaan om aanvullende gegevens vroeg, over deze gegevens beschikte.

7. Gelet op het vorenstaande heeft de voorzieningenrechter terecht geoordeeld dat de burgemeester de aanvragen van Azalea ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. De voorzieningenrechter heeft het besluit van 15 april 2014 dan ook terecht vernietigd en het besluit van 6 november 2013 herroepen.

8. Het hoger beroep is ongegrond. De overige beroepsgronden van de burgemeester behoeven geen bespreking meer. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

9. De burgemeester dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. wijst het verzoek af;

III. veroordeelt de burgemeester van Deventer tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Azalea B.V. in verband met de behandeling van het verzoek en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 487,00 (zegge: vierhonderdzevenentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

IV. bepaalt dat van de burgemeester van Deventer een griffierecht van € 478,00 (zegge: vierhonderdachtenzeventig euro) voor de behandeling van het hoger beroep wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, griffier.

w.g. Wortmann w.g. Binnema
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2014

589.