Uitspraak 201308063/1/A4


Volledige tekst

201308063/1/A4.
Datum uitspraak: 13 augustus 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Tata Steel IJmuiden B.V. (hierna te noemen: Tata Steel), gevestigd te Velsen-Noord, gemeente Velsen,
appellante,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2013 heeft het college voorschrift 1.4.4.H onder b en c van de revisievergunning, die is verleend aan Tata Steel (voorheen: Corus Staal B.V.), voor de inrichting gelegen aan de Wenckebachstraat 1 te Velsen-Noord, gewijzigd

Tegen dit besluit heeft Tata Steel beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
Tata Steel heeft haar zienswijze daarop naar voren gebracht.

Tata Steel en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juli 2014, waar Tata Steel, vertegenwoordigd door mr. M.C. Brans, advocaat te Amsterdam, ing. J.I. van Meulenbroek, mr. M. Wortel en H. Hoogland Msc., en het college, vertegenwoordigd door mr. R.T. de Grunt, M.E. Touber Msc., G. Rurup en R. de Vogel, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht van de Invoeringswet Wabo volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.

2. Bij besluit van 16 januari 2007 heeft het college aan Tata Steel een revisievergunning voor de inrichting verleend. Bij uitspraak van 28 mei 2008 in zaak nr. 200701617/1 heeft de Afdeling dit besluit gedeeltelijk vernietigd. Naar aanleiding hiervan heeft het college bij besluit van 28 oktober 2008 een nieuw besluit genomen en het besluit van 16 januari 2007 gewijzigd. De Afdeling heeft het besluit van 28 oktober 2008 bij uitspraak van 30 december 2009, in zaak nr. 200809156/1/M1 vernietigd, voor zover het voorschrift 1.4.4.H, onder b en c, betreft en het college opgedragen met betrekking tot dit voorschrift een nieuw besluit te nemen. De Afdeling heeft daarbij overwogen dat niet is komen vast te staan dat de in dat voorschrift gestelde grenswaarden voor de ketels 24 en 41 naleefbaar zijn. Bij het bestreden besluit van 11 juli 2013 heeft het college voorschrift 1.4.4.H onder b en c gewijzigd vastgesteld.

3. Tata Steel heeft ter zitting haar beroepsgrond over de grenswaarden van ketel 41 ingetrokken.

4. Tata Steel betoogt dat de door het college gestelde grenswaarden voor stikstofoxiden (NOx) voor ketel 24 niet naleefbaar zijn. Daartoe voert zij aan dat het gebruik van procesgassen die vrijkomen in de normale bedrijfsvoering, tot een hogere emissie NOx leidt. Volgens haar zijn geen voorzieningen of maatregelen mogelijk om deze emissie te beperken. De stelling van het college dat de vrijgekomen procesgassen bij andere ketels kunnen worden gebruikt is niet onderbouwd, aldus Tata Steel.

4.1. Ingevolge voorschrift 1.4.4.H, onder c, mag de emissie van NOx bij ketel 24 de grenswaarden van 91 mg/m3 als maandgemiddelde waarde, 100 mg/m3 als daggemiddelde waarde en 182 mg/m als uurgemiddelde waarde, niet overschrijden.

4.2. Het college stelt zich op het standpunt dat de grenswaarden naleefbaar zijn. Volgens het college zijn maatregelen en voorzieningen mogelijk die ervoor zorgen dat de gestelde grenswaarden naleefbaar zijn. Als voorbeeld noemt het college het wijzigen van de onderlinge verhouding van de in ketel 24 te verstoken gassen. Daarbij wijst het college erop dat Tata Steel voor die gassen geen specifieke onderlinge verhouding heeft aangevraagd. Verder stelt het college zich op het standpunt dat de procesgassen ook in andere ketels verstookt kunnen worden.

4.3. In het deskundigenbericht is vermeld dat het aanbod van kooksgas van invloed is op de NOx emissie van ketel 24 en dat de voor die ketel gestelde grenswaarden naleefbaar zijn als het gasbestand niet meer dan voor 1/4 deel uit kooksgas bestaat. Verder wordt in het deskundigenbericht vermeld dat het kooksgas ook in andere ketels in de inrichting kan worden verstookt, maar dat dit tot gevolg heeft dat de extra NOx emissie die hierdoor bij ketel 24 wordt vermeden, bij de andere ketels vrijkomt.

4.4. De Afdeling stelt voorop dat de omstandigheid dat Tata Steel geen specifieke onderlinge verhouding van gassen heeft aangevraagd en dat de grenswaarden naleefbaar zijn bij het gebruik van kooksgas in een bepaalde verhouding, er niet aan afdoet dat bij de bedrijfsvoering, zoals die is aangevraagd, zodanig veel kooksgas vrijkomt dat, indien dit wordt verstookt in die verhouding, er kooksgas overblijft. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat er binnen die bedrijfsvoering voorzieningen of maatregelen kunnen worden getroffen die maken dat het kooksgas kan worden gebruikt zonder de grenswaarden te overschrijden, maar het heeft die gestelde voorzieningen en maatregelen in het bestreden besluit niet geconcretiseerd en met nadere gegevens gestaafd. Verder stelt het college dat het kooksgas bij andere ketels kan worden verstookt, maar het heeft dit niet onderzocht en niet aan de hand van concrete gegevens aannemelijk gemaakt dat dit mogelijk is binnen de voor die ketels geldende vergunning en bijbehorende voorschriften. Nu het college zich op het standpunt heeft gesteld dat het kooksgas dat bij de bedrijfsvoering vrijkomt kan worden gebruikt in de andere ketels en in verband hiermee aannemelijk acht dat de grenswaarden voor ketel 24 naleefbaar zijn, had het dit aan de hand van nader onderzoek aannemelijk moeten maken. Hieraan doet niet af dat de vergunning eerder slechts is vernietigd voor zover het de emissie van NOx van de ketels 24 en 41 betreft.

Nu het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gestelde grenswaarden voor NOx voor ketel 24 kunnen worden nageleefd, is het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht niet zorgvuldig voorbereid.

Het betoog slaagt.

5. Het beroep is gegrond. Het besluit van 11 juli 2013 dient te worden vernietigd, voor zover daarbij grenswaarden zijn gesteld voor de emissie van NOx bij ketel 24. Gezien het voorstaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.

6. Met het oog op het nieuw te nemen besluit overweegt de Afdeling dat het college er, net als na de uitspraak van de Afdeling van 30 december 2009, niet zonder meer van uit mag gaan dat de eerder gestelde grenswaarden moeten worden aangemerkt als toepassing van de beste beschikbare technieken. Het college dient bij het nieuw te nemen besluit aan de hand van de feiten en omstandigheden van dat moment te beoordelen welke grenswaarden aangemerkt kunnen worden als toepassing van de beste beschikbare technieken en welke grenswaarden voor de inrichting naleefbaar zijn. Het college kan daarbij onder meer rekening houden met de zogenoemde split-view van het BREF-document Reference Document on Best available Techniques for Large Combustion Plants en paragraaf 5.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hoewel paragraaf 5.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer pas vanaf 1 januari 2016 op de inrichting van toepassing is, kan het college met die paragraaf, gezien de daarin neergelegde nieuwe inzichten, bij de beoordeling van de grenswaarden wel rekening houden.

7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 11 juli 2013, kenmerk 189096-189105, voor zover daarbij grenswaarden zijn gesteld voor de emissie van NOx bij ketel 24;

III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Tata Steel IJmuiden B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.217,50 (zegge: twaalfhonderdzeventien euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Tata Steel IJmuiden B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.

w.g. Van Kreveld w.g. Van Roessel
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2014

457-720.