Uitspraak 201305781/1/A3


Volledige tekst

201305781/1/A3.
Datum uitspraak: 30 april 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A], wonend te [woonplaats], en [appellant B], wonend te [woonplaats] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 17 mei 2013 in zaak nr. 13/524 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer.

Procesverloop

Bij besluit van 16 augustus 2012 heeft het college de nummeraanduiding van de adressen Brink 91, 92 en 93 te Deventer ingetrokken en de nieuwe nummeraanduiding Brink 91, 91A, 91B, 91C, 91D, 91E, 92 en 93 vastgesteld.

Bij besluit van 19 september 2012 heeft het college, onder intrekking van voormeld besluit, de nummeraanduiding van de adressen Brink 91, 92 en 93 ingetrokken en de nieuwe nummeraanduiding Brink 91, 91A, 91B, 91C, 91D, 91E, 91F, 92 en 93 vastgesteld.

Bij besluit van 22 januari 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 17 mei 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2014, waar [appellant A] en het college, vertegenwoordigd door A.I. Duivenvoorde, werkzaam voor de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder l, van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (hierna: Wet bag) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder ‘nummeraanduiding’ verstaan: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig toegekende aanduiding van een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats.

Ingevolge die aanhef en onder q, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder ‘verblijfsobject’ verstaan: kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.

Ingevolge artikel 6, eerste lid, kent de gemeenteraad nummeraanduidingen toe aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen.

Ingevolge het vierde lid worden bij algemene maatregel van bestuur regels gegeven ten aanzien van de toekenning, bedoeld in het eerste lid.

Ingevolge artikel 2:2, tweede lid, van de Verordening naamgeving en nummering Deventer kent het college binnen het grondgebied van de gemeente nummers toe aan verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen.

Ingevolge het vijfde lid wordt onder het toekennen, zoals bedoeld in het tweede lid, tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

2. De rechtbank heeft overwogen dat het college bij het besluit van 22 januari 2013 het bezwaar van [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat [appellant] geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hij heeft geen belang dat rechtstreeks bij het besluit van 19 september 2012 is betrokken, nu dat besluit geen betrekking heeft op een pand waarvan hij eigenaar of huurder is.

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank een te beperkte uitleg heeft gegeven aan het belanghebbende begrip. Panden kunnen zonder een accurate nummering niet goed worden gevonden door hulpdiensten. Bij brand levert dat een direct gevaar op voor de naburige panden. Nu hij eigenaar is van een naburig pand, wordt hij door het besluit van 19 september 2012 rechtstreeks in zijn eigendomsbelangen geraakt. Voorts blijkt uit de uitspraak van de Afdeling van 5 april 2006 in zaak nr. 200506940/1 dat het belanghebbende begrip bij besluiten tot aanwijzing van huisnummers niet beperkt is tot de eigenaar of gebruiker van het verblijfsobject waarop het besluit ziet. Verder heeft het college hem wel als belanghebbende aangemerkt in de procedure over de omgevingsvergunning voor de verbouwing van de desbetreffende panden tot appartementen. Niet valt in te zien waarom hij dan geen belanghebbende is bij de aanwijzing van de huisnummers van die appartementen, aldus [appellant].

3.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is. De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid dan ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en een rechtsmiddel zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief bepaalbaar, actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.

3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 25 september 2013 in zaak nr. 201212069/1/A3), behelst een besluit tot toekenning van een huisnummer op grond van de Wet bag het toekennen van een eigen nummeraanduiding aan een verblijfsobject als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder q, van die wet. Een dergelijk besluit bepaalt de identiteit van een verblijfsobject en heeft daarmee een rechtstreeks gevolg voor de rechthebbenden op het betrokken verblijfsobject. Indien bij een dergelijk besluit aan een verblijfsobject een huisnummer wordt toegekend dat reeds aan een ander verblijfsobject is toegekend, doet dat besluit afbreuk aan de identificeerbaarheid van dat andere verblijfsobject, waarmee het ook een rechtstreeks gevolg heeft voor de rechthebbenden op dat andere verblijfsobject.

[appellant] is geen rechthebbende op de panden waarop het besluit van 19 september 2012 ziet. Hij is evenmin rechthebbende op een elders gelegen verblijfsobject met eenzelfde huisnummer als één van de nummers die aan die panden zijn toegekend. Hoewel het pand van [appellant] direct grenst aan de panden waarop het hiervoor genoemde besluit ziet, wordt [appellant] door dat besluit niet rechtstreeks in zijn belangen geraakt, hetgeen op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wel een vereiste is voor het aannemen van belanghebbendheid bij een besluit.

De omstandigheid dat het college [appellant] in de procedure over de omgevingsvergunning voor de verbouwing van de desbetreffende panden tot appartementen wel als belanghebbende heeft aangemerkt, noopt niet tot een ander oordeel. Het verlenen van een omgevingsvergunning is een ander soort besluit waarbij andere belangen zijn gemoeid.

De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat het college het bezwaar van [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.

w.g. Borman w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2014

434-773.