Uitspraak 201307608/2/R1


Volledige tekst

201307608/2/R1.
Datum uitspraak: 19 november 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1. [verzoekers sub 1] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 1]), beiden wonend te Almelo,
2. [verzoekster sub 2], gevestigd te Vlaardingen,
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Almelo,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Rhijnbeek" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] beroep ingesteld. [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hornbach Bouwmarkt (Nederland) B.V. en andere hebben nadere stukken ingediend.

De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 8 november 2013, waar [verzoeker sub 1], in de persoon van [verzoeker sub 1], bijgestaan door ing. M.H. Middelkamp, werkzaam bij Milieu-Adviesbureau Middelkamp, [verzoekster sub 2], vertegenwoordigd door mr. A. Kaspers, advocaat te Amsterdam, vergezeld van [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door M.M. Weerink, J.G.B. Veldscholten, M. Hendriks en M.L. Stamsnieder-Mensen, allen werkzaam bij de gemeente, vergezeld van J.R.A. Verhoeven, R.V. Bak en G. Welten, zijn verschenen. Voorts zijn daar Hornbach Bouwmarkt en andere, vertegenwoordigd door mr. G.H.J. Heutink, advocaat te Amsterdam, vergezeld van [gemachtigden], als partij gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Met het plan is beoogd de vestiging van een Hornbach-vestiging mogelijk te maken, bestaande uit een bouwmarkt met doe-het-zelf-artikelen, een tuincentrum en een bouwmaterialendrive-in. De locatie Rhijnbeek wordt aan de noordzijde omsloten door de Frederik van Eedenstraat, aan de oostzijde door de Bornerbroeksestraat, aan de zuidzijde door de Nijreessingel en aan de westzijde door de H.R. Holstlaan.

3. [verzoekster sub 2] exploiteert een bouwmarkt op de Woonboulevard. [verzoeker sub 1] is woonachtig aan de Bornerbroeksestraat. Zij vrezen voor onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Zij voeren onder meer aan dat het plan niet voorziet in een actuele regionale behoefte. De komst van een filiaal van Hornbach zal leiden tot nog meer leegstand in het centrum van Almelo en op de Woonboulevard. Het plan is volgens hen strijdig met het gemeentelijk detailhandelsbeleid. [verzoeker sub 1] wijst voorts op zijn leefomgeving, waarbij hij onder meer doelt op bezonning, privacy, uitzicht, geluid, parkeren en verkeerssituatie.

4. In het verweer van de raad dat het beroep van [verzoekster sub 2] afstuit op het relativiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht, ziet de voorzitter geen aanleiding haar verzoek af te wijzen. Daarbij is van belang dat [verzoeker sub 1] vergelijkbare beroepsgronden heeft ingediend en het relativiteitsvereiste aan [verzoeker sub 1], naar mag worden aangenomen, niet zal worden tegengeworpen. De vraag of het relativiteitsvereiste aan [verzoekster sub 2] kan worden tegengeworpen, zal in de hoofdzaak moeten worden beantwoord.

5. De voorzitter overweegt dat zowel enerzijds de raad en Hornbach Bouwmarkt en andere als anderzijds [verzoekster sub 2] en [verzoeker sub 1] hun standpunten nader hebben onderbouwd, deels met tegenrapporten. In die rapporten wordt tot uiteenlopende conclusies gekomen. De voorzitter is er niet van overtuigd dat alle beroepsgronden in de hoofdzaak zullen falen. Hij acht in deze zaak nader onderzoek aangewezen, waartoe de voorlopige voorzieningsprocedure zich niet leent. Nu Hornbach Bouwmarkt en andere voornemens zijn een omgevingsvergunning voor bouwen aan te vragen bij inwerkingtreding van het bestemmingsplan ziet de voorzitter ter vermijding van onomkeerbare gevolgen, daarbij afwegend de wederzijdse belangen, aanleiding het plan te schorsen.

6. De raad dient ten aanzien van [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Almelo van 20 juni 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Rhijnbeek";

II. veroordeelt de raad van de gemeente Almelo tot vergoeding van bij [verzoekers sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.050,24 (zegge: duizendvijftig euro en vierentwintig cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

veroordeelt de raad van de gemeente Almelo tot vergoeding van bij [verzoekster sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. gelast dat de raad van de gemeente Almelo aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [verzoekers sub 1], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor [verzoekster sub 2].

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Bechinka
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2013

371.