Uitspraak Europees Hof van Justitie over Europese Dienstenrichtlijn

Gepubliceerd op 30 januari 2018

Vandaag (30 januari 2018) heeft het Hof van Justitie in Luxemburg zogenoemde prejudiciële vragen beantwoord over de Europese Dienstenrichtlijn. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelde in januari 2016 enkele vragen over deze richtlijn aan het Hof van Justitie in een zaak over ruimtelijke ordening.

Het gaat in deze zaak over het bestemmingsplan 'Stad Appingedam'. Het bestemmingsplan heeft betrekking op het Woonplein in Appingedam en staat daar alleen omvangrijke detailhandel toe, zoals meubelen, keukens en bouwmaterialen. Volgens een eigenaar van winkelpanden aan het Woonplein is het in strijd met de Europese Dienstenrichtlijn om daar alleen detailhandel in omvangrijke goederen toe te staan.

Prejudiciële vragen

De Afdeling bestuursrechtspraak stelde het Hof van Justitie in januari 2016 allereerst een aantal vragen om na te gaan of de Europese Dienstenrichtlijn van toepassing is op voorschriften in een bestemmingsplan die de leefbaarheid van het stadscentrum willen behouden en leegstand willen tegengaan. Afhankelijk van het antwoord van het Hof op die vragen wilde de Afdeling bestuursrechtspraak weten of deze voorschriften dan in strijd zijn met de Europese Dienstenrichtlijn. Mocht de Dienstenrichtlijn niet van toepassing zijn, dan wilde de Afdeling bestuursrechtspraak weten of de algemene verdragsbepalingen voor het vrij verkeer gelden en aan de voorschriften van het bestemmingsplan in de weg staan.

Antwoorden van het Hof

Het Hof van Justitie oordeelt vandaag in zijn arrest dat "de activiteit bestaande in detailhandel in goederen, voor de toepassing van de Dienstenrichtlijn, een dienst vormt." De bepalingen van de Dienstenrichtlijn over de vrijheid van vestiging van dienstverrichters zijn ook van toepassing op een situatie waarvan alle relevante aspecten zich binnen één lidstaat afspelen, aldus het Hof. De Dienstenrichtlijn verzet zich niet tegen voorschriften van een bestemmingsplan "die de activiteit bestaande in niet-volumineuze detailhandel in geografische gebieden buiten het stadscentrum van die gemeente verbieden, mits alle in artikel 15, lid 3, genoemde voorwaarden vervuld zijn." Deze voorwaarden zijn het discriminatieverbod, de noodzakelijkheid en de evenredigheid. Het is naar het oordeel van het Hof van Justitie aan de verwijzende rechterlijke instantie om te verifiëren of aan die voorwaarden is voldaan.

Voortzetting behandeling

De antwoorden van het Hof van Justitie maken nog geen einde aan deze procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak. In afwachting van de uitspraak van het Hof in Luxemburg heeft de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van de zaak geschorst. Nu het Hof van Justitie de prejudiciële vragen heeft beantwoord, zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van de zaak voortzetten en een tweede rechtszitting houden. Daarna zal zij een definitieve uitspraak in deze zaak doen.

Lees hier de volledige tekst van het arrest van het Hof van Justitie in Luxemburg van 30 januari 2018.

Lees hier het persbericht en de volledige tekst van de verwijzingsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 13 januari 2016 met zaaknummer 201309296/4.