Bomenkap voor werkzaamheden aan Zuidelijke Ringweg Groningen mag doorgaan
De zaak was aangespannen door de Vleermuiswerkgroep Groningen en de Natuur- en Milieufederatie Groningen. De natuurorganisaties vinden dat voor de bomenkap in alle deelgebieden een zogenoemde ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming of een "verklaring van geen bedenkingen" verleend had moeten worden.
Foerageergebieden en vliegroutes
De natuurorganisaties zijn bang dat de zogenoemde foerageergebieden – gebieden waar dieren voedsel zoeken – en vliegroutes van beschermde vleermuissoorten worden aangetast door de bomenkap. Maar naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak blijven de foerageergebieden in vier van de vijf deelgebieden voldoende beschikbaar. Daarnaast worden er maatregelen genomen om de vliegroutes van de vleermuizen bruikbaar te houden. Ook worden de voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van de vleermuizen door de kap van de bomen niet aangetast.
Wet natuurbescherming en eerdere schorsing
De natuurorganisaties vroegen eerder aan de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak om de omgevingsvergunningen te schorsen, zodat de bomenkap voorlopig niet door kon gaan. De Afdeling bestuursrechtspraak kon in die spoedprocedure niet overzien of er inderdaad zo’n ontheffing nodig was, en besloot daarom in november 2017 om de bomenkap voorlopig te schorsen. Maar in de uitspraak van vandaag komt de Afdeling bestuursrechtspraak na grondig onderzoek voor vier deelgebieden tot de conclusie dat een ontheffing niet nodig is, omdat de foerageergebieden en de vliegroutes van de vleermuizen niet worden aangetast door de bomenkap. Voor het vijfde deelgebied is al een ontwerpontheffing opgesteld. De uitkomst in de uitspraak van vandaag is daarom dat de omgevingsvergunningen in stand blijven, zodat de bomenkap alsnog kan doorgaan.
Lees hier de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummer 201704543/1.