Uitspraak ​201303578/2/R4


Volledige tekst

​201303578/2/R4.
Datum uitspraak: 19 juli 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Prisma Bleiswijk Beheer B.V. en de commanditaire vennootschap Prisma Bleiswijk C.V. (hierna tezamen en in enkelvoud: Prisma), beide gevestigd te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
verzoeker,

en

de raad van de gemeente Lansingerland,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Hoefweg-Zuid, 1e partiële herziening" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft Prisma beroep ingesteld.
Prisma heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 juli 2013, waar Prisma, vertegenwoordigd door mr. R.G.J. Bäcker en mr. J.S.F. Mac-Lean, beiden advocaat te Rotterdam, en ing. H. Danes, en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.J. Visser, advocaat te Rotterdam, en G.M. Boiten en R.A. Sips, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de Gemeenschappelijke Regeling Bleizo, vertegenwoordigd door mr. R.M. Meijer en L.L.M. Herremans, gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. De partiële herziening van het op 11 maart 1999 vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Hoefweg-Zuid" ziet onder meer op het verwijderen van de subbestemming "B(ag)" die rust op een deel van de gronden met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden". Dit houdt in dat de desbetreffende gronden niet langer uitsluitend zijn bestemd voor agro-gelieerde bedrijven.

3. Prisma kan zich niet met het plan verenigen. Hiertoe betoogt zij onder meer dat ten onrechte geen MER is opgesteld. In dit verband verwijst Prisma naar de door KuiperCompagnons opgestelde notitie "Inventarisatie milieueffecten Bedrijventerrein Hoefweg-Zuid" van 5 juli 2013 waarin tot de conclusie wordt gekomen dat het herziene plan onder meer activiteiten genoemd in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage toestaat. Prisma noemt in het bijzonder inrichtingen ten behoeve van vuilverbranding, vervaardiging van pulp, papier en karton, vervaardiging van chemische producten en vervaardiging van metalen in primaire vorm.

3.1. Ingevolge artikel 7.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer worden bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten aangewezen:

a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;

b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

Ingevolge het tweede lid, voor zover hier van belang, worden terzake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, bij de maatregel de categorieën van plannen aangewezen bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Een plan wordt slechts aangewezen indien het plan het kader vormt voor een besluit als bedoeld in het derde of vierde lid.

Ingevolge artikel 2, derde lid, van het Besluit milieueffectrapportage, worden als categorieën van plannen als bedoeld in artikel 7.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer aangewezen de categorieën die in kolom 3 van onderdeel C onderscheidenlijk onderdeel D van de bijlage zijn omschreven, voor zover die plannen een kader vormen voor een besluit dat behoort tot een categorie die is aangewezen op grond van het vierde lid, en voor zover die plannen niet zijn aangewezen als categorieën van besluiten als bedoeld in dat lid.

3.2. Niet in geschil is dat als gevolg van het verwijderen van de subbestemming "B(ag)" een grotere diversiteit aan bedrijven zich kan vestigen op het bedrijventerrein Hoefweg-Zuid. Het herziene plan staat op een deel van de gronden binnen het plangebied bedrijven tot categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Hoefweg-Zuid" toe. De door Prisma genoemde inrichtingen zijn opgenomen in voornoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten en vallen onder de categorieën 18.2, 18.4, 20.1, 21.4 en 21.6 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

Ter zitting heeft de raad desgevraagd gesteld geen MER te hebben opgesteld ten behoeve van het onderhavige plan, maar dat ten behoeve van het conserverende (ontwerp)bestemmingsplan "Hoefweg-Zuid (Bleizo)", dat ziet op vrijwel hetzelfde plangebied en op korte termijn zal worden vastgesteld, wel een plan-MER is opgesteld. De raad heeft hieraan ten grondslag gelegd dat in het kader van de vaststelling van een plan dat een partiële herziening inhoudt geen verplichting bestaat tot het opstellen van een MER en dat geen zwaardere bedrijvigheid wordt toegestaan.

Hiermee heeft de raad naar het voorlopige oordeel van de voorzitter niet onderkend dat reeds met het onderhavige plan de mogelijkheden tot het vestigen van categorieën bedrijven zijn verruimd ten opzichte van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Hoefweg-Zuid". Voorts heeft de raad naar het voorlopige oordeel van de voorzitter niet onderkend dat gezien kolom 3 bij voornoemde categorieën van bijlage C bij het Besluit milieueffectrapportage sprake is van een aangewezen plan, nu het plan een plan is als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

3.3. Gelet op het voorgaande gaat de voorzitter ervan uit dat ten behoeve van het onderhavige plan een plan-MER diende te worden opgesteld. De voorzitter verwacht dan ook dat het voorgaande in de hoofdzaak in zoverre tot een vernietiging van het bestreden besluit zal leiden. De voorzitter ziet, na afweging van de betrokken belangen, aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.

4. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Lansingerland van 21 februari 2013 waarbij het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Hoefweg-Zuid, 1e partiële herziening" is vastgesteld;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Lansingerland tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Prisma Bleiswijk Beheer B.V. en de commanditaire vennootschap Prisma Bleiswijk C.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

III. gelast dat de raad van de gemeente Lansingerland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Prisma Bleiswijk Beheer B.V. en de commanditaire vennootschap Prisma Bleiswijk C.V. het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.

w.g. Hagen w.g. Kuipers
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2013

271-690.