Uitspraak 201210951/1/A1


Volledige tekst

201210951/1/A1.
Datum uitspraak: 10 juli 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 oktober 2012 in zaak nr. 12/1677 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Cuijk.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2010 heeft het college geweigerd aan [appellant] een reguliere bouwvergunning eerste fase te verlenen voor het oprichten van een woning aan [locatie] te Beers, gemeente Cuijk.

Bij besluit van 24 april 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 22 juni 2010 onder aanpassing van de motivering in stand gelaten.

Bij uitspraak van 15 oktober 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 mei 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.H. Fleers, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.W. de Greef, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het bouwplan voorziet in de oprichting van een woonboerderij op het perceel, kadastraal bekend gemeente Cuijk R103. Tot 1973 was op dat perceel boerderij "De Dennen" aanwezig.

Vast staat en niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan "Buitengebied 2010", zoals dat ten tijde van het besluit op bezwaar van 24 april 2012 gold. Ten tijde van het besluit van 22 juni 2010 gold ter plaatse het bestemmingsplan "Buitengebied Cuijk 1998" en de "Partiële herziening van 2005 bestemmingsplannen Beerse Overlaat, Buitengebied Cuijk 1998 en Buitengebied Haps" (hierna: het bestemmingsplan). In geschil is uitsluitend de vraag of de rechtbank terecht heeft overwogen dat geen bouwvergunning van rechtswege is verleend omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan.

2. Ingevolge artikel 1 van de planvoorschriften wordt in de voorschriften van dit plan onder "boerderij/boerderijgebouw" en onder "woonboerderij" verstaan: een voormalige agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen bedrijfsruimten, welke samen een geïntegreerde eenheid vormen (in het spraakgebruik veelal "woonboerderij" genoemd).

Ingevolge dat artikel wordt onder "burgerwoning" verstaan: een woning die qua vorm en/of functie geen relatie heeft met een voormalig agrarisch bedrijf.

Ingevolge artikel 4, onder 4.1, zijn de op de plankaart voor "Woondoeleinden" aangewezen gronden bestemd voor wonen in woningen, met de daarbij behorende voorzieningen.

Ingevolge het bepaalde onder 4.2, onderdeel 4.2.2, gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende bepalingen:

a. het hoofdgebouw mag uitsluitend op de bestaande fundamenten worden gebouwd, dan wel binnen het bouwvlak voor zover op de plankaart aangegeven;

e. de inhoud van burgerwoningen mag niet meer bedragen dan 600 m³, voor zover een bestaande burgerwoning een inhoud heeft van meer dan 600 m³ mag deze worden gehandhaafd;

f. van boerderijgebouwen mag de inhoud niet groter zijn dan van het voormalige agrarische bedrijfsgebouw;

g. van boerderijgebouwen moet de bestaande vorm (situering, bebouwd oppervlak, hoogten) worden gehandhaafd.

Ingevolge het bepaalde onder 4.5, onderdeel 4.5.1, is het verboden de gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

Ingevolge het bepaalde in onderdeel 4.5.2, onder a, wordt gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen tot ten hoogste 50 m² wordt gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep.

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat een bouwvergunning van rechtswege is verleend. Daartoe voert hij aan dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan en dat het college niet binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag heeft beslist. Hij wijst erop dat op de plankaart ter plaatse van de voormalige boerderij een contour is aangegeven met daarbij de vermelding "Wb/31" voor de bestemming "Woondoeleinden".

3.1. Het perceel is gelegen in het gebied dat op de plankaart is bestemd voor "Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden". Op de plankaart is in dit plandeel de contour van de voormalige boerderij "De Dennen" weergegeven met daaronder de vermelding "Wb/31". Volgens het renvooi duidt die vermelding op "Woondoeleinden" groter dan 450 m³. De aanduiding waarmee de contour is weergegeven duidt volgens het renvooi op "bestaande bebouwing en kadastrale gegevens". Vast staat dat de voormalige boerderij ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan niet meer aanwezig was. Op dat moment was op het perceel, kadastraal bekend gemeente Cuijk R6, wel een agrarische bedrijfswoning aanwezig. Die woning is niet vermeld op de plankaart. Evenmin is op de plankaart op dit perceel een bouwvlak aangegeven.

De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat de woning op het perceel, kadastraal bekend gemeente Cuijk R6, de enige ter plaatse bestaande bebouwing is in de nabijheid van de vermelding "Wb/31". Dat maakt echter niet dat de bestemming "Woondoeleinden", die volgens de plankaart behoort bij de contour van de voormalige agrarische bedrijfswoning op het perceel, is toegekend aan de bestaande bebouwing op het perceel, kadastraal bekend gemeente Cuijk R6. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de op de plankaart ingetekende kadastrale gegevens geen directe verbinding hebben met de planvoorschriften. Uit artikel 4 van de planvoorschriften volgt immers dat de voor "Woondoeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen en dat ter plaatse een hoofdgebouw op bestaande fundamenten, welke op de plankaart door middel van een contour zijn aangegeven, mag worden gebouwd. Gelet op deze omstandigheden betoogt [appellant] terecht dat de gronden binnen de op de plankaart weergegeven contour op het perceel, kadastraal bekend gemeente Cuijk R103, de bestemming "Woondoeleinden" hebben. Dit leidt evenwel niet tot het oordeel dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat een bouwvergunning van rechtswege is verleend. Daartoe wordt als volgt overwogen.

3.2. Het college heeft zich in het besluit van 22 juni 2010, dat het bij besluit van 24 april 2012 heeft gehandhaafd, terecht op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met artikel 4, onder 4.2, onderdeel 4.2.2, onder e, van de planvoorschriften evenals met het bepaalde onder 4.5, onderdeel 4.5.2. Daartoe heeft het terecht in aanmerking genomen dat het bouwplan een inhoud heeft van 1256,8 m³ waarvan 728,3 m³ voor een inpandige bedrijfsruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, een woonoppervlakte van 108 m² en een bedrijfsoppervlakte van 155,8 m². Hiermee is het maximaal toegestane vloeroppervlak voor aan-huis-verbonden beroep van 35% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen tot ten hoogste 50 m² overschreden. Voor zover [appellant] erop wijst dat de aanvraag voorziet in een bedrijfsoppervlakte van 139 m², overschrijdt ook die oppervlakte het maximaal toegestane vloeroppervlak voor aan-huis-verbonden beroep. Anders dan [appellant] betoogt, heeft het college terecht de totale inhoud van het bouwplan in aanmerking genomen. In artikel 4, onder 4.2, onderdeel 4.2.2, onder e, van de planvoorschriften wordt geen splitsing aangebracht tussen de inhoud van het woon- en het bedrijfsgedeelte van de woning. [appellant] doet voorts tevergeefs een beroep op artikel 4, onder 4.2, onderdeel 4.2.2, onder f, van de planvoorschriften. Het college heeft terecht gesteld dat het bouwplan niet voorziet in de realisering van een woonboerderij als bedoeld in artikel 1 van de planvoorschriften, waarin is bepaald dat een woonboerderij een voormalige agrarische bedrijfswoning is met in de bouwmassa opgenomen bedrijfsruimten, welke samen een geïntegreerde eenheid vormen. Vast staat dat de voormalige boerderij sinds 1973 niet meer aanwezig is en dat het bouwplan voorziet in de bouw van een nieuwe burgerwoning in de vorm van een woonboerderij.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013

357-672.