Provincie mocht vergunningen voor windturbines in Amsterdams havengebied weigeren

Gepubliceerd op 30 augustus 2017

Het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland hoefde geen vergunning te verlenen voor 23 nieuwe windturbines in het havengebied van Amsterdam. Dat blijkt uit vijf uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (30 augustus 2017). De vergunningen waren aangevraagd door het Havenbedrijf Amsterdam en de coöperatie NDSM energie. Zij zijn samen met de gemeente Amsterdam tegen de afwijzing van hun aanvragen in beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

Oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak

Volgens het Havenbedrijf, NDSM energie en het gemeentebestuur is de komst van de windturbines in het havengebied geen zaak van de provincie, maar van de gemeente. Ook zouden de voorwaarden die de provincie in de Provinciale Ruimtelijke Verordening aan nieuwe windturbines stelt strenger zijn dan landelijke regels voor nieuwe windturbines en internationale regels, en daarmee dus in strijd zijn. Maar naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de provincie de komst van de windturbines als haar eigen – provinciale – belang kunnen aanmerken, omdat die 'door hun afmetingen en zichtbaarheid over grote afstand een impact op de ruimte in het landelijk gebied hebben'. Ook zijn de voorwaarden in de provinciale verordening niet in strijd met hogere regels, aldus de hoogste bestuursrechter. Het provinciebestuur mag deze voorwaarden dan ook aan de komst van nieuwe windturbines stellen. De Afdeling bestuursrechtspraak concludeert dat het provinciebestuur de vergunningen heeft mogen weigeren.

Provinciale Verordening

Het provinciebestuur weigerde de vergunningen in november 2016 te verlenen, omdat de aanvragen niet voldeden aan de voorwaarden voor nieuwe windturbines in de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2016. Daarin is uitbreiding van windturbines in een zogenoemd herstructureringsgebied als het havengebied van Amsterdam alleen onder strikte voorwaarden mogelijk. Er mag alleen een nieuwe windturbine komen als er ten minste twee andere op het grondgebied van de provincie zijn verwijderd. Ook moet er een overeenkomst worden overgelegd tussen de aanvrager van de nieuwe windturbine en de eigenaar van de 'oude' windturbines, zodat deze op tijd worden gesaneerd. De provincie voert dit restrictieve beleid, omdat door de toename van het aantal nieuwe windturbines het maatschappelijk draagvlak voor windenergie op land volgens haar onder druk is komen te staan.

Achtergrond

Het Havenbedrijf en NDSM energie hebben in 2016 in totaal vijf aanvragen ingediend voor vergunningen voor windturbines op vijf verschillende locaties in het Westelijk havengebied, het Oostelijk havengebied en bij knooppunt Coenplein. De afmetingen voor de windturbines verschillen per aanvraag. De aanvraag voor de hoogste windturbines, die in het Oostelijk havengebied en bij knooppunt Coenplein, voorzag in windturbines met een masthoogte van 110 meter en een productiecapaciteit van 3 MW.

Lees de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummer 201609961/1. Ook de volledige tekst van de overige vier uitspraken met zaaknummers 201609962/1, 201609963/1, 201609964/1 en 201700214/1 staat op deze website.